januari 1981 Heer NUIJTEN Mijnheer de voorzitter. Zelfs al kan ik zelf wel enig begrip opbrengen voor de problemen, die het college met deze kwestie had, heb ik daarnet de nadruk gelegd op de gevolgde procedure die der mate incorrect is geweest, dat de Raad van State tot twee keer toe het college op de vingers heeft moeten tikken. Ik constateer, dat de raad vanavond pas wordt geraadpleegd over een;kwestie die al bijna 4 jaar speelt en daar ging het mij vooral om. Voor de rest staan wij achter de eindconclusie van de commissie van beroepschriften. Heer BOLHUIS Ja, mijnheer de voorzitter, zo uitgedaagd door U om toch vooral over dit onderwerp het woord te voeren, voel ik mij wel geroepen om althans een paar woorden te zeggen daarover. Temeer,om dat ik eigenlijk weinig aangesproken ben door het betoog van de wet houder op dit punt, omdat hij naar mijn mening uit het oog verliest dat het hier over een vraagstuk gaat, dat zich bevindt op het ter rein van de ruimtelijke ordening en niet op het terrein van de economische mededinging. Het is dus een juridische zaak. Aan de andere kant begrijp ik ook wel, dat het college destijds heeft over wogen of hierin niet het gevaar zat voor precedentvorming en dat gevaar in feite aanleiding is geweest tot deze beschikking van burgemeester en wethouders. Nou is vrees niet altijd een goede raad gever en in dit geval heeft dus de afdeling rechtspraak van de Raad van State daarbij ook een bepaalde beslissing genomen, die we denk ik niet uit het oog moeten verliezen. We mogen dus uitsluitend toet sen aan de wet op de ruimtelijke ordening, de bouwverordening, de artikel 352 van de bouwverordening van Soest. Dat zo zijnde, ben ik het volstrekt eens met mevrouw Korthuis, dat wij deze vergunning, deze vrijstelling liever gezegd, van artikel 352 dus behoren te ver lenen. Wat betreft de opmerking van mevrouw Korthuis, dat in het besluit staat aan deze vrijstelling de voorwaarde te verbinden dat de uiterlijke vormgeving van de winkel onveranderd dient te blijven, daar heeft mevrouw Korthuis en daar heb ook ik geen bezwaar tegen. Ze zegt, het assortiment kan natuurlijk wijzigen. Ik denk dat de bedoeling is geweest met het woord assortiment, dat het eenzelfde soort winkel zou blijven. Natuurlijk krijg je wel verschillen in het assortiment. We zouden eens moeten zoeken denk ik naar een bm- schrijving, dat het eenzelfde soort winkel zou moeten blijven. De oplossing, die mevrouw Korthuid aandraagt om te zeggen, dan maken we daarvan dat deze winkel het karakter van de woonwijk en de woon straat niet aantast, ja maar dat is dan juist de reden waarom we die vrijstelling kunnen verlenen. Dus dat is eigenlijk al de grond waarop we deze vrijstelling verlenen. Ik zit er eigenlijk even over te piekeren hoe we die formulering het beste zouden kunnen opstel len. Ik denk dat je zou moeten zeggen, dat de uiterlijke vormgeving en de aard van de verkoop Dank U wel. Mevrouw VAN GELDER Ja, mijnheer de voorzitter, wij kunnen ons bij de vorige sprekers aansluiten. Ik denk inderdaad, dat het probleem is voor het college dat zij twee zaken gecombineerd heeft nl. het planologische aspect en het economische aspect. Op dit moment kunnen wij ons inderdaad aansluiten bij de vorige sprekers, mevrouw Kort huis en mijnheer Bolhuis. Heer BEIJEN ik wil toch nog even opmerken, dat hier door de wet houder argumenten worden ingebracht, die èn in de stukken naar de Raad van State bij de verdediging van de gemeente tegen het ver lenen van de vergunning èn in de commissie voor beroepschriften niet aangemerkt zijn. Het zijn volstrekt nieuwe dingen en ik denk ook dat deze dingen niet bij de beoordeling van de beroepschriftencom missie van belang zouden moeten zijn geweest om wat de heer Bolhuis -10-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1982 | | pagina 11