Blad 7
Mevrouw van Gelder-Cornelissen Bij de algemene opmerkingen over de procedure
en over de criteria en de vragen over het financieel beleid kan ik mij aansluiten
bij de formulering van de Heer Bolhuis. Bij de criteria heb ik nog één vraag, naast
de onduidelijke toepassing van het college bij de selectie van de projecten is
mij ook niet duidelijk of er een onderlinge prioriteitsvolgorde inzit, zoals de
criteria geformuleerd zijn. Op welke wijze bent U met de criteria omgegaan.
Inzake de sanering van het grondbedrijf Op dit moment is er in uw voorstel
eigelijk sprake van een financiële sanering. Bij de begrotingsbehandeling is
van onze kant er op aangedrongen, dat ook al over de gronden die in het grond
bedrijf zitten een discussie op gang gebracht zou worden. Een aantal betrokken
gronden zijn opgenomen in het werkplan R.0.maar dan met name voor het complex
Klein Engendaal, en voor de overige gronden is dat op geen enkele wijze te
vinden. Van het complex Klein Engendaal zegt het college Voorlopig zal dat
toch niet in exploitatie genomen worden. Wij vragen ons af, gezien de rentelasten
- het gaat hierbij om een bedrag van ruim 500.000,per jaar - of er niet een
kosten/batenanalyse had moeten plaatsvinden om het versneld in uitvoering
brengen van dat bestemmingsplan. Dus het eerder te gaan ontwikkelen om die af
weging te maken. Wij hebben geen zicht in wat het kost en graag zouden wij daar
alsnog inzicht in willen krijgen.
T.a.v. het complex 'Overige gronden' is door het college toegezegd dat zij daar
over de betrokken percelen een inventarisatie zou maken met bij ieder perceel
wat daarmee zou gebeuren. Dat is in de raadsvergadering van mei 1980 toegezegd
en wij zijn nu een jaar later en tot op heden hebben wij dat nog niet tegemoet
mogen zien. Ook nu vind ik in deze notitie weer terug de opmerking Zodra dit
mogelijk is zullen wij de raad een notitie doen toekomen. Dit heeft dan welis
waar betrekking op de Engh en de Wieksloot, maar het betekent wel dat wij de
zaken steeds verder vooruitschuiven. Ook al is de financiële sanering op dit
moment noodzakelijk, het is niet de enige oplossing en daaraan hoort duidelijk
een beleid ten grondslag te liggen. Deze vragen zou ik gaarne schriftelijk
beantwoord willen zien.
De historische analyse Ik heb eerder gepleit, dat het college eens bij elkaar
zou zetten wat nu de oorzaken zijn geweest. Niet zozeer om een schuldige aan te
wijzen, maar meer in de zin van hoe het gegaan is en wat kunnen wij daar verder
aan doen. Uit de reaktie van het bureau van V.N.G. op het rapport van de directeur
grondbedrijf vind ik ook de zin, dat de directeur van V.N.G. het toejuicht als
e.e.a. op een rijtje gezet wordt, maar dat hij betwijfelt of op grond daarvan
rijkssteun ontvangen zou kunnen worden. Verbaasd heb ik mij over het verslag
van de bespreking met het ministerie van binnenlandse zaken, waarbij ik niet
de indruk heb gekregen dat daar de situatie in de vorm van een notitie aan de
orde is geweest. Ik zou dat graag van U willen vernemen. Ik bespeurde verder
uit het verslag, dat de hele problematiek gezet werd in het licht van het rea
liseren van een nieuw gemeentehuis en ik vraag mij af - als dat juist is -
of het goed is op deze wijze het gesprek met Den Haag aan te gaan. Hierop
wil ik gaarne uw reaktie.
Mevrouw Allard-KnolEen opmerking over de historische analyse. Het had mij
aangesproken als een buitenstaander - in dit geval Berenschot - niet als direct
betrokkene een historische analyse had gemaakt, omdat ik twijfels heb dat wij
lering hebben getrokken uit hetgeen er in het verleden is gebeurd. Het enige
voordeel wat uit deze financiële ellende gehaald kan worden is lering, laten
wij dat dan pakken.
In uw notitie over het grondbedrijf zegt U, dat de voorkeur van het college
uitgaat het verlies van het grondbedrijf v.w.b. de resterende 14 miljoen
in vijf jaar af te schrijven. De argumentatie hiervoor is, dat indien de
komende 5 jaar grondexploitaties een gunstig financieel resultaat opleveren
dat dan van het resterende verlies van 14 miljoen af zal gaan. In deze rede
natie zou die 14 miljoen wel eens kleiner kunnen zijn. Ik mis dan weer een
meer realistischer benadering, die er van uitgaat dat er bij grondexploitatie
verliezen ontstaan waardoor het resterende verlies weer wordt vergroot. Waarom
sluit U in uw argumentatie deze benadering uit, terwijl U in uw notitie wel
blijk geeft van meer realiteitszin. Ik citeer op blz. 7, onderaan