15 oktober 1981
Laten we niet te snel denken, dat bezuinigingen maar beperkt mogelijk
zijn, omdat er zoveel vaste kosten zouden zijn. Vaste kosten, mijnheer
de voorzitter, zijn daarom vast omdat wij ze vast vinden. De tijd is
allang aangebroken om die zogenaamde onwrikbare vaste kosten ter dis
cussie te stellen. Eigenlijk komt mijn hele verhaal er op neer, dat wij
eerst financieel en organisatorisch de hand in eigen boezem moeten
steken, alvorens van de Soester burgers meer geld op te eisen in die
volgorde en niet anders
Inzake het voorstel voor de' onroerend goed belasting het volgende. In
de al eerder door mij aangehaalde brief 8 april jl. van het college
lezen wij op blz. 11 "De belasting op onroerend goed. Deze wordt
praktisch tot het maximum toelaatbare niveau geheven, weliswaar kan de
minister van binnenlandse zaken toestemming verlenen tot het over
schrijden van dit maximum, doch zal dit eerst in overweging nemen
als de andere dekkingsmiddelen zijn uitgeput. Wij kunnen deze mogelijk
heid thans buiten beschouwing laten." Naar mijn gevoel, mijnheer de
voorzitter, is dit een belangrijke overweging geweest - en dat heb ik
ook vanavond geproefd bij de frakties - voor die raadsleden die met
invoering van een rioolretributie hebben ingestemd. Bij de brief van 11
september jl. schrijft het college, dat er nog een tekort voor 1982
overblijft van 117.000,en dat het wel duidelijk is dat de O.G.B.
met enkele procenten - er wordt dan aan 2i% gedacht - zal moeten worden
verhoogd. Op 8 oktober jl. schrijft het college, dat op 18 juni jl. is
besloten- alle belastingtarieven te verhogen met 5%. (Een merkwaardige
stelling, als op blz. 49 van de raadsnotulen van 19 juni te lezen staat,
dat we toen besloten in beginsel in te stemmen met het raamwerk voor
vermeerdering van inkomsten en vermeerdering van uitgaven en dat op
basis van dat raamwerk nadere voorstellen zouden volgen ook wat betreft
de voorstellen om tot een belastingverhoging te komen)Tussen april en
juni is er bij mijn weten geen enkel schrijven van het college geweest
met de mededeling, dat de O.G.B. wellicht ook verhoogd zou moeten worden.
De gedachtengang van mij - en ik denk van meerdere raadsleden - lijkt
dan ook gerechtvaardigd, dat voor wat betreft de onroerend goed belasting
geen enkel voorstel verwacht kon worden. Met ander woorden, die 5% ver
hoging van belastingtarieven op de lijst van basis-prognose behandeld
in de juni-vergadering was niet van toepassing op de o.g.b., want die
mogelijkheid tot verhoging zat er niet in, zei het college in april en
tussen april en juli heeft het college de raadsleden niet laten weten,
dat er een wijziging was in de opvatting omtrent de verhoging op o.g.b..
Op 15 oktober stelt U dan weer voor om de o.g.b. te verhogen met 5,17%
voor de eigenaren en 5,20% voor de gebuikers om zo een gat te dichten
van 372.000,--. Ik zou graag van U en het college een nadere uitleg
willen over deze warrige gang van zaken. Als laatste punt hierover zou
ik willen opmerken, dat ik van mening ben dat het nooit de bedoeling
van die raadsleden is geweest om èn een rioolretributie in te voeren
èn de onroerend goed belasting met een percentage van 5 te verhogen. Toen
men accoord ging met de invoering van de rioolretributie was men er van
overtuigd, dat er geen ruimte meer zat in die o.g.b.. Nu dit wel het ge
val blijkt te zijn ben ik van mening, dat deze raadsleden recht hebben
op een heroverweging om ofwel rioolretributie in te voeren ofwel de
o.g.b. te verhogen met de door U genoemde percentages van 5,17% en 5,20%.
Ten overvloede wellicht, mijnheer de voorzitter, wil ik dan nog even
wijzen op een sub-doelstelling van ons beleidsplan onder hoofdstuk
financiële aangelegenheden onder punt 1.31020, ik citeer "Noodzakelijke
belastingverhoging primair realiseren door verhoging van de onroerend
goed belasting".
De verordening van het reinigingsrecht. Drie jaar geleden hebben wij ge
steld, dat er vele onzekere faktoren waren voor wat betreft de huisvuil
verwerking en dat er één ding echter duidelijk was en wel, dat de kosten
aanzienlijk zouden stijgen.
-16'
-17-