2 februari 1981 Het gaat er natuurlijk om, dat de verwachting die geschapen wordt bij de bevolking, dat wensen al is het niet dit jaar maar misschien één van de volgende jaren kunnen worden gerealiseerd, niet moet worden gewekt als het niet kan. U heeft gevraagd of ook bij het Berenschotonderzoek de personeelsbezetting onderzocht wordt, mevrouw Greefhorst. Ik kan U zeggen, dat dat niet het geval is, wel de personeelskosten. Ik geloof dat ik daar duidelijk genoeg mee ben. U heeft het gehad aan de ene kant geen uitbreiding, maar gelijk houden met de kwantitatieve groei. Ik begrijp, dat U denkt aan een soort interne verschuiving binnen een bepaalde hoeveelheid. Ik vind, dat we ook moeten denken aan produktieverhoging per man. Het wil helemaal niet zeggen, dat de mensen nu niet hard werken. Maar we moeten gewoon harder werken, als je geen geld hebt en je terug moet. Want ook bij het personeel zouden we wel eens tot keuzes moeten komen in het voorjaar. Maar nogmaals, er moet niet op dit moment een verontrusting ontstaan onder het personeel en dat is ook uw bedoeling niet. U heeft het gehad over uitbesteden van werkzaamheden. Uitbesteden van werkzaamheden kost veel geld en moet afgewogen worden tegen de eigen bezetting. U heeft ook gesproken over de methode waarop wij de begroting 1981 hebben aangevangen door brieven te schrijven aan de hoofden van dienst, waarin wij een bezuiniging hebben voorgesteld bij voorbaat. Dat heeft redelijk gewerkt en wij zijn bijzonder blij, dat wij zoveel medewerking hebben gekregen van de verschillende diensten en wij stellen ons dus ook voor om een brief te doen laten uitgaan aan de diensthoofden en aan de verantwoordelijke besturen van in stellingen, waar de gemeente op een of andere manier financieel bij betrokken is, om op het zelfde nominale bedrag te gaan zitten voor wat de begroting betreft als vorig jaar, exclusief de perso neelslasten, omdat die van buitenaf worden bepaald qua verhogingen. Inzake het verkeer heeft U gezegd, dat de hoofdstructuur vastge steld dient te worden, te beginnen met de ergste knelpunten. Ik dacht dat wij wat dat betreft op dezelfde lijn zitten. U heeft gesproken over de behandeling van ruimtelijke ordeningsplannen in de commissie ruimtelijke ordening resp. de financiële com missie. Ik geloof, dat de suggestie die U onderhands aanreikt een verstandige is. Juist daar waar de exploitatie-opzet en het sluitend maken daarvan eigenlijk het probleem is waar je mee ge- konfronteerd wordt bij het opzetten van een nieuw plan zal ook in eerdere fase de samenstelling van het plan en dus een commis sie ruimtelijke ordening ook met de financiële konsekwentie moeten worden gekonfronteerd. Dat betekent niet dat de financiële commis sie buitenspel komt te staan. Ik vind wel verstandig - met U - dat de commissie R.0. eerder met de financiële konsekwenties van zijn eigen plannen wordt gekonfronteerd en eigenlijk eerst zelf die zaken zodanig probeert op te zetten, dat er een redelijk financieel plaatje uitrolt en dan aanbiedt aan de financiële commissie opdat die kan kijken, hoe die zaak verder in de totaliteit gepast kan worden. De heer Onderdelinden heeft de meerjarenbegroting onder streept. U heeft kunnen horen van mij, dat Berenschot zijn werk ook wil plaatsen in het kader van vierjaren-planning en die vier- jarenplanning zal dus onderdeel zijn van het rapport wat U krijgt aangeboden. Dan is er nog een punt waar U op doelde over de menta liteit van de ambtenaren zelf om zuiniger te zijn, efficiënter en meer gedisciplineerd. Het college heeft daarover ook gesproken en dan gaat het inderdaad meer om de mentaliteit dan om de hoogte van het bedrag wat in bezuinigingen kan binnen komen, maar wij hebben toch gemeend een commissie daarvoor in het leven te roepen die binnenkort zijn werkzaamheden moet gaan starten.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1982 | | pagina 36