16 december 1981
Mevrouw ALLARD-KNOL: Voorzitter, mag ik even. Als we elkaar goed begrijpen, de
opheffing van die taakgroep is helemaal niet meer aan de orde.
Heer MENNE: Nee, dat is op dit moment niet meer aan de orde. De kans van het
werkelijk realiseren van een vergroting van het draagvlak in Soesterberg. Me
vrouw Van Stiphout heeft gezegd dat het percentage moeilijk is te zeggen. Ik
zou ook inderdaad graag meer dan 50% rekenen; ik schat het zo op 40%; zo in die
orde. Vechten tegen de bierkaai vind ik het dus eigenlijk niet. Ik vind wel
- daar heeft mevrouw Van Stiphout gelijk in - het financiële hoedje dat je zet
op een plan, dat is inderdaad juist. De verschillende departementen hebben niet
gezegd, daar heb ik een potje voor, daar kunt u op rekenen. Maar ik vind toch
ook zo dat een minister niet een regeling in het leven kan roepen en bovendien
onlangs nog een algemene maatregel van bestuur afkondigt in het Staatsblad en
dan vervolgens zegt: "Wat jullie willen is wel een goed plan en ontheffings-
gronden zijn aanwezig, maar centen hebben we niet". Dan vind ik dat ik ook in
derdaad door moet gaan, dan gaat het gevecht pas echt goed beginnen.
Ik heb de heer Visser door middel van de beantwoording van de eerste vraag van
mevrouw Van Gelder ook beantwoord.
Mijnheer de voorzitter, ik stel me voor dat ik nog eens, als de wegen gereed
zijn, mevrouw Allard verzoek een ritje te maken met de auto. Ik zou het graag
met de fiets doen, maar het zijn wegen voor auto's. Juist op de kaart. Het is
nl. zo dat de invloed van de R-27 op de R-28 er is. Ik heb willen zeggen dat de
zin van R-27 toeneemt als R-28 tot aan een grote plaats, zoals Amersfoort, wordt
gerealiseerd. Dat gaan we ter plekke nog eens bekijken dan.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Wat ik kwalijk vind, is dat de bevolking van Soesterberg
zich ongerust maakt dat die R-28 niet aangelegd gaat worden.
Heer MENNE: Nou ik was niet op die hoorzitting aanwezig.
De VOORZITTER: Mag ik even duidelijkheid scheppen. Ik ben wel op die hoorzitting
geweest en er is van de kant van rijkswaterstaat juist gezegd, dat ze erg be
nieuwd zijn naar de uitslag van de beslissing die de minister van verkeer en
waterstaat zal nemen over Amelisweerd, omdat de invloed daarvan in zoverre na
tuurlijk merkbaar is dat een weg die doodloopt op zich (het is een soort Ko
ningswegsituatie) natuurlijk niet de bedoeling is en dat die weg aansluit bij
een andere weg. En als die andere weg er niet goed komt, dan kan het doorgaande
effect niet plaats vinden en dat is een heel belangrijk ding.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter, dan moet ik toch maar eens even in
de pauze die kaart bekijken en ik denk dan dat hij wel tot andere conclusies
zal komen. Als mijnheer Menne, en dat wil ik nog wel even opmerken, zegt: u was
helemaal niet op die hoorzitting. Nee mijnheer Menne, helaas ik was ziek.
Ik kon er niet zijn. Ik was er graag bij geweest.
Heer MENNE: Nee, dat zou ik mezelf natuurlijk erg kwalijk nemen, mevrouw Al
lard. Ik zei, dat ik er niet was.
De VOORZITTER: Dat is juist.
We zijn blij dat u er weer bent. We zouden in twee instanties spreken. Het lijkt
me goed om toch nog even voor de duidelijkheid, gelet op trekken van conclu
sies, mevrouw Van Gelder dat we dus met elkaar besluiten dat de begrotingscij
fers tot het onderwerp van wat mevrouw Van Stiphout net uitvoerig heeft bespro
ken betreffende die posten die de rijksbijdrage raken, dat die voorlopig zijn
en dat eerst de consequenties van de rijksbezuiniging moet worden bezien en
verwerkt en uiteraard daarvan de instellingen per brief op de hoogte worden ge
steld en dat wij hierover in deze raad natuurlijk nog van gedachten zullen wis
selen. Dit besluit nemen wij hier op dit moment. Aldus besloten. Dan dacht ik
dat we konden overgaan tot de behandeling van de diensten.
Heer VISSER: Voorzitter, mag ik u er aan herinneren dat ik maandagavond een
motie heb ingediend.
De VOORZITTER: Ja, dat mag. Trouwens, ik moet ook de andere motie in stemming
brengen. Ik wil het ook best nu doen, als u dat wilt, dan hebben we dat meteen
afgerond op dit moment.
- 17 -