21 april 1983 gearriveerd zijn, n.1. de overgang van de B.B. T.a.v, het piket is een belangrijk punt de aanwezigheid, niet alleen van de vrijwilligers op het lager niveau, maar zeker ook op het leidingv gevend niveau. Tk wijs er nog eens op dat de situatie in vakantieperiodes uiterst klemmend is. Vorig^iV de situatie zo geweest, dat één - in dit geval beroeps- -officier een maand lang naast zijn werk niet buiten de gemeente mocht komen, omdat hij piket had. Dus naast zijn normale werkdag was hij verplicht, omdat anderen met vakantie waren, hier te blijven. Dat zijn situaties die ik onaanvaardbaar vind. Als er sprake is van 4 officieren, dan moeten zij 69 werkdagen aanwezig zijn - dus de periode van 8 tot 5, de werkperiodes - plus nog eens iedere dag, ongeacht vakantie, feestdagen, zondagen of wat dan ook, 5,6 uur. Dat zou de situatie zijn als we daar nu niet toe over zouden gaan. Naar mijn gevoel zou dat een onverantwoorde belasting betekenen. Dan wijs ik er nog op dat deze officieren geen vergoeding krijgen voor piket of uitruk. Dus in de periode dat ze b.v. die maand in de gemeente moeten blijven, staat daar geen vergoeding tegenover, voor vrijwilligers niet en voor beroeps niet, ook niet voor uitruk, ook niet voor piket. Dan nog wat andere feiten: 60% van ons korps woont en werkt in Soest, 40% woont wel hier, maar werkt elders. Dat geeft dus ook al een zeer grote beperking. Van het kader werkt een kwart buiten de gemeente. We hebben er 8, het moeten er 11 zijn en van de 8 werken er ook nog eens 2 buiten de gemeente. Tk wijs erop dat er geen enkele sanctie is, of verplichting om vrijwilligers - ook de officieren niet - aan de roosters te houden. Als zij op het laatste moment om hun moverende redenen niet kunnen, dan heb je dat te accepteren; daar zit geen enkele sanctie achter. Tot nu toe gebeurt dat zo goed mogelijk in overleg, maar het leidt toch tot excessen, zoals ik al heb gezegd. De animo om officier te worden is dus ook zeer beperkt door dit soort zaken. De opleiding kost een enorme inspanningaan studie en tijd; als je het eenmaal bent, kost het ontzettend veel tijd, meer dan een gewone vrijwilliger; de verantwoordelijkheid is erg groot; de vergoeding is navenant. Dat zijn zaken die de mensen afwegen. Dit alles met elkaar moet beschouwd worden bij de afweging. De organieke sterkte is dus twee beroepsofficieren en drie vrijwillig, minimaal. De feitelijke sterkte op dit moment is twee officieren beroeps en twee vrijwilligers en bij het niet aannemen van het voorstel komt er een situatie van één beroeps en twee vrijwilligers. Gelukkig is het grootste deel van de raad het er mee eens dat er twee beroepsofficieren moet©n

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 187