- 24 - 19 mei, 1983 worden betrokken bij dit soort zaken, dan kunnen wij altijd daar gezamelijk nog over praten en onze kennis die op dit gebied reeds groot is, nog verder verdiepen, daar hebben wij alle gelegenheid toe. We moeten niet nu al bij v oorbaat ook maar bij de bevolking de schijn wekken alsof er mogelijk hier iets zou kunnen gebeuren. Het is een zaak die landelijk speelt en vandaar dat wij ons op deze wijze hebben opgesteld. Ik constateer dat met eenzelfde verhouding als in de andere vragen ook deze vraag negatief wordt beantwoord door de raad. Dan de laatste vraag: Bent u bereid vredesopvoeding in de commissie onderwijs ter diskussie te stellen? Er staat daarbij als informatie dat de wethouder onderwijs u nog over het overleg dat hij naar aanleiding van deze vraag met de schoolhoofden heeft gehad, nader zal informeren. De bedoeling is dat de ambtenaar voor het onder wijs met de schoolhoofden daarover heeft gesproken, maar hij kan u ook altijd informeren als u dat wenst. Wethouder MBNNE: De vraag is of ik bereid ben, of cq. het college bereid is de vredesopvoeding in de commissie onderwijs ter diskussie te stellen. In beginsel, als een raadslid,die toevallig tevens lid van de commissie onderwijs is, dat verzoek doet, dan zijn wij altijd bereid in het algemeen- en ik zou ook in dit geval bereid zijn-dit onderwerp in de commissie ter diskussie te stellen. Heer VISSER: Ik heb deze toezegging van de wethouder ook al gekregen tijdens de begrotingsraad, toen het hoofdstuk onderwijs ter sprake kwam. Toen heeft de wethouder ook al toegezegd dat hij het in de commissie ter sprake zou brengen, maar het verschijnt nog steeds niet op de agenda van die commissie en ik neem aan dat het geen losse diskussie wordt, maar dat we gaan praten aan de hand van wat gegevens. Ik kan mij ook voorstellen dat volgende week zO'n notitie nog niet klaar is, maar mijn vraag is dan toch wel: wanneer denkt de wethouder dat dan op een agenda te plaatsen, zodat ik er niet om hoef te vragen, maar dat hij uit zichzelf het op de agenda zet. Wethouder MENNE: Ik zal het uit mijzelf, nu u het verzocht hebt, doen. Ik heb er toen geen datum bijgenoemd ik kan u nu zeggen dat het binnen korte tijd zal gebeuren. We hebben nu al weer snel een commissie-vergadering onderwijs, dus ik moet het even bezien, maar het zal in ieder geval voor de zomervakantie zijn. VOORZITTER: Ik constateer dat er ten aanzien van dit punt door het college een duidelijk standpunt is ingenomen. Heeft de raad behoefte om er nog iets aan toe te voegen? De zaak komt ter diskussie in de commissie onderwijs. Dan gaan wij over naar punt 2: Behandeling en stemming over de motie-Visser van maart j.1.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 225