- 34 -
19 mei 1983
wordt besodemieterd en ik kies juist dat woord omdat dat aangeeft wat het
niveau van die handelswijze inhoudt. De zaak wordt hier volstrekt omge
draaid: raadsleden vragen hier aan het college naar een argumentatie en
krijgen daar consequent geen antwoord op. Aan het einde van het liedje
wordt het ontbreken van dat antwoord aangemerkt als zijnde dat de over
wegingen hebben plaatsgevonden. Ik vind dat dat niet kan, het is een manier
v an omgaan met de democratische procedure die verworpen moet worden.
Het vijfde argument, dat de aangedragen argumenten nu op dit moment leiden
tot een andere conclusie: het college betoogt nu dat er vier jeugdvoorzie
ningen zijn, waarvan er beter één gesloten kan worden om met drie door te
gaan met een geringere geografische spreiding,dan met vier door te gaan, wat
een betere geografische spreiding geeft, maar waarbij het voorzieningenniveau
sterk wordt aangetast. Als u die redenering volgt komt u helemaal niet tot
de conclusie dat u juist de kinderboerderij moet sluiten. Als u kijkt naar
de geografische ligging en u zoekt die plaats waar dan het beste drie jeugd
voorzieningen kunnen zijn gevestigd, dan is het voor mij maar de vraag of
nu juist de kinderboerderij gesloten moet worden en niet één van de andere
drie. Waarom zijn dat soort argumenten niet meegewogen in de beroepsprocedure?
Tenslotte vraag ik mij af op welk raadsbesluit het college zich baseert als
het nu toezegt dat er, voor wat betreft de afloop, subsidie gegeven kan worden.
Voor zover ik dat kan nagaan is er alleen in de project-voorstellen vermeld
dat zoiets nodig zou zijn, maar dat is naar mijn mening niet voldoende om nu
die toezegging al zwart op wit te zetten.
Dan wil ik nog wijzen op het minderheidsstandpunt van de wethouder van welzijn
waarin met name wordt betoogd dat het college wel degelijk verschillend aan
kijkt tegen de Stichting Jeugdzorg en tegen de kinderboerderij, hetgeen mij
bevestigt in de stellingname dat de argumenten in een veel later stadium zijn
bedacht
Mevr. ALLARD: Mijnheer de voorzitter, ik heb eerst een orde-voorstel, mede
naar aanleiding van hetgeen de heer Krijger heeft gezegd. Het kan zo zijn,
dat er, voordat er een uitspraak is in beroep, een overeenstemming kan
komen tussen partijen. Als dat gebeurt, dan is het gevolg dat de in beroep
gaande partij zijn beroep intrekt. Als we nu eerst gaan stemmen over het
compromis-voorstel van de kinderboerderij en wanneer blijkt dat de meerder
heid van de raad daar voor is, dan denk ik dat de kinderboerderij, alvorens
er uitspraak is gedaan op het beroep, het beroep kan gaan intrekken.
VOORZITTER: Ik wil daar wel meteen op ingaan, anders ontstaat er een proce
durele verwarring. Zo zou natuurlijk iedereen, als er zaken aan de orde zijn,