- 10 - 16 juni 1983. VOORZITTER: Hiermede is de diskussie afgerond, als er geen stemming wordt verlangd, neem ik aan dat u met het voorstel accoord gaat. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 5. Voorstel tot het vaststellen van het Werkplan RO 1983 Heer Van LOGTENSTEIN: Inhoudelijk hebben we dat al voldoende besproken in de commissie R.0. Het werplan is een goede opzet, we hebben daarin een continue ring gezien van reeds enige jaren gevoerd beleid. We vinden dat belangrijk, dat hebben we in de commissie ook al gesteld. Gezien het belang van dit werkplan en de uitvoering daarvan, vinden wij 50.000,= die u als krediet vraagt toewijsbaar en gaan accoord met het halen van dit bedrag uit de post onvoorzien. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 6. Voorstel aangehouden. 7. Voorstel aangehouden. 8. Voorstel tot het vaststellen van de "Verordening Geluidmeetdienst gemeente Soest" Het voorstel wordt zonder diskussie en zonder hoofdelijke stemming aange nomen 9. Voorstel tot het vaststellen van de Verordening Geluidhinder gemeente Soest" Heer BOLHUIS: Voorzitter, ik zou graag over een onderdeel van dit voorstel, dat strekt tot het maken van een strafverordening, een paar opmerkingen willen maken en wel op het onderdeel dat niet voortvloeit uit de Wet Geluidshinder, maar over dat onderdeel van de voorgestelde strafverordening dat ligt in de sfeer van de autonome bevoegdheid van de gemeente, dus de artikelen 14 t/m 18. Deze artikelen zijn niet wettelijk verplicht, maar die achten wij zelf blijkbaar nodig. De kern van deze artikelen is, dat hierin onevenredige geluidshinder wordt verboden. Hij, die onevenredige geluids hinder veroorzaakt, wordt gestraft. Maar, mijnheer de voorzitter, wanneer is er sprake van onevenredige geluidshinder? Wanneer, zoals in art. 14, kunnen B&W toch onevenredige geluidshinder toestaan? Dat zijn vragen waarop deze artikelen, noch de toelichting een antwoord geven. In een dichtbevolkt land als het onze, zo zegt de toelichting, zal een zekere mate van geluids hinder als zijnde onvermijdelijk moeten worden aanvaard. Daar zijn wij het mee eens, maar wanneer is er sprake van "onvermijdelijk" en wanneer van "een zekere mate"? Criteria of normen ontbreken. Ons standpunt is, dat als je regels, strafregels, nodig acht die strafregels helder en klaar moeten zijn, zodat de burger weet waar hij aan toe is; zowel de burger die klaagt over geluidshinder, als de burger die deze hinder veroorzaakt. Beide behoren te weten waar ze aan toe zijn, dat moet klaar in de wet zijn neergeschreven.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 247