- 5 - 15 december 1983 Heer VERHEUS: Mijnheer de voorzitter, ook onze fraktie staat op het standpunt, dat we hier geen parlementjemoeten gaan spelen. Door D'66 wordt gezegd dat dit toch wel een speciale zaak is, omdat hier de mensen rechten in het geding zijn, er is sinds juli heel wat gebeurd. Natuurlijk, dat weten wij ook wel, daarom hebben wij als fraktie gemeend toch tegen de behandeling van dergelijke moties - dus ook deze - in de raad te moeten blijven, maar een brief te sturen naar de 2e kamerfraktiemet het verzoek om van daaruit, in overleg met andere partijen, oplossingen te zoeken voor dergelijke problemen en dus ook voor dit probleem. Heer VAN GARDEREN: Mijnheer de voorzitter, ik wil mij aansluiten bij de laatste twee sprekers. Ik geloof ook dat dit een zaak is voor de 2e Kamer, die niet hier besproken moet worden. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat we onze medewerking niet zouden willen verlenen aan hetgeen hier staat, maar ik geloof dat dat op een wijze moet geschieden via de 2e Kamer. In Soest hebben we al genoeg zaken die we met elkaar recht moeten zien te krijgen en we behoeven ons niet ook nog eens over onze grenzen te begeven. Heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter, wat zijn de gevolgen van het steunen van een motie? Ik geloof niet dat het veel zin heeft om het hier uitvoerig te bespreken, maar dat neemt niet weg dat ik, als burger van Nederland, deze motie wel wil steunen. Ik mag mijn eigen gevoelens over deze zaak gerust kenbaar maken in de raad en ik steun daarom deze motie. Heer VISSER: Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn collega Pothuizen. VOORZITTER: Het college heeft gemeend - zoals u heeft gelezen - aan de raad te moeten overlaten of ze de motie in behandeling wil nemen en welke houding zij tegenover deze zaak wil aannemen. Ik geloof dat ik de mening van de gehele raad verwoord als ik zeg dat een ieder met afschuw vervuld is als hij over deze zaak leest en hoort, dat hij hoopt dat door de meest adequate akties richting Turkije die zaak een andere wending gaat nemen. Als ik de stemmen tel, meen ik dat we daar nu verder in meerderheid niet voor voelen om de zaak in stemming te nemen. Dat vindt eigenlijk meer zijn grond in de verdeling van de taken tussen gemeente,Provincie en Rijk. Wat dat betreft dacht ik, dat degenen die de motie uit een positieve grondhouding hebben opgesteld, niet teleurgesteld hoeven te zijn, want er spreekt toch een duidelijke positieve houding tegenover de inhoud van de zaak. Maar we moeten wel - en dat proef ik in meerderheid van de raad - zeggen: wat hoort des gemeentes en wat hoort bij de 2e Kamer? Daarmee nodig ik u uit om in die zin uw aktie op te vatten, zodat u uw motie misschien niet in stemming hoeft te brengen en u niet de teleurstelling ondergaat dat die wordt afgewezen.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 402