- 13 -
19 december 1983
zijn, ook de vraag: kunnen wij er dan van uitgaan, dat de voorstellen die
u presenteert - eventueel nadat ze door ons zijn geamendeerd - ook zullen
worden uitgevoerd? Ervaren de betrokken portefeuillehouders de hen opgelegde
taak dan ook zo taakstellend dat zij 6f aangeven dat ze er niet aan mee
willen werken en hier de gebruikelijke consequenties aan verbinden, 6f
hoe dan ook zorgen, dat de doelstellingen die u presenteert ook werkelijk
worden bereikt.
De gang van zaken rond de bezuinigingen bij de sportstichting en de recente
tussentijdse rapportage over de A.T.B. zijn voorbeelden om te onderstrepen
dat wij daar uiterst pessimistisch over worden, over de slagvaardigheid om
deze dingen ook na te komen. Als de raad een besluit neemt op voorstel van
het college, dat vervolgens niet uitvoerbaar lijkt in de mate als bij de
sportstichting het geval is, dan mag men toch kanttekeningen als geplaatst
maken. En als het college met een tussenrapportage en voorstellen komt,
waar het hele personeel en het management - dus van hoog tot laag in de
organisatie - in die mate afwijzend tegenover staat als nu gebeurt met de
A.T.B.dan kan men zich toch in rede afvragen waar men zich in het college
zoal mee bezighoudt? Met het geven van richting aan de organisatie? Met
het overleggen met betrokkenen om de gestelde doelen zo snel mogelijk te
bereiken? Met het inhoudelijk evalueren van voorstellen, teneinde enige
zekerheid te krijgen dat hetgeen men voorstelt ook realiteitswaarde heeft?
Het moge duidelijk zijn, dat wij nu eens eindelijk daden van het college
verwachten. Binnen de tijdsraming die het college zelf ook heeft opgesteld.
Tot die tijd zullen wij geen medewerking verlenen aan voorstellen die tot
hogere kosten leiden voor de gemeente en die betrekking hebben op die
sektoren, waar onze prioritieten niet liggen.
En zoals bekend liggen die bij wonen, werken en welzijn.
Het gepresenteerde financiële beleid in de nota van aanbieding is vertekend.
U raamt een overschot op de begroting van 539.000,= en daarin zijn mede
begrepen de vrijkomende rente en aflossing op investeringen. In een tijd dat
er elk jaar meer geld is, kan zonder bezwaar deze methode van ramen worden
gehanteerd. Men kan dan ieder jaar bepalen hoeveel van het meerdere dat men
dat jaar uit mag geven moet worden aangewend om de noodzakelijke vervangingen
te doen. In de siutatie dat we ieder jaar minder geld hebben, moeten de
vrijvallende rente en aflossing voor investeringen in bedrijfsmiddelen
'veiliggesteld' worden. Zo wordt bereikt, dat bedrijfsmiddelen die noodzake
lijk zijn om taken uit te voeren, vervangen kunnen worden. Nu gebruiken we
ieder jaar een stukje van het daarvoor benodigde geld voor nieuwe taken. Het
lijkt dan net of we niet meer uitgeven; de werkelijkheid wordt duidelijk als