- 14 - 20 december 1983 V00RZITTERDe vraag aan de heer Verheus van de heer Van Gelder;of hij de funktie van de econoom buiten de motie wil houden, ja of nee. Heer VERHEUS: Het antwoord op die vraag is nee, mijnheer de voorzitter. Heer VISSER: Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Gelder en wijs dus de motie van het CDA, na het laatste antwoord van de heer Verheus, af omdat ik vind dat de vakature Weeda - als ik het zo even mag noemen - goed is doorgepraat. Daar stonden wij allemaal achter en ik begrijp de vraag van de heer Krijger dan ook niet, die er nog eens uitvoerig over wil praten. Heer JACOBS: Als de motie wordt geamendeerd op de wijze zoals de heer Van Gelder heeft gekenschetst, dan steun ik de motie, VOORZITTERDat gebeurt dus niet, de motie blijft overeind. Ik wil nu de motie in stemming brengen, niet nadat ik de heer Van Garderen nog de gelegen heid heb gegeven hierover iets te zeggen. Heer VAN GARDEREN: Ik kan wel achter de motie van het CDA staan, maar die ene vakature zou ik er dan toch uit willen laten. VOORZITTER: De heer Krijger heeft gevraagd of het mogelijk zou zijn de funktie van econoom nog eens te bespreken, zodat wij t.a.v. de funktie-inhoud een goed begrip krijgen van de taken enz. omdat er niet bij alle fraktieleden evenveel informatie op dat punt is. Het lijkt mij dat dat mogelijk moet zijn, in welke commissie en hoe dat precies georganiseerd wordt, dat is een kwestie van nader overleg. Op zich is een nadere detaillering, hoe de bevoegdheden gaan liggen, ook in de toekomst, een zaak die zeker eens besproken zou moeien worden. Het is ook zo, dat er uiteindelijke een verordening moet komen die de bevoegdheden regelt en die verordening komt zeker in de raad. Het mag dus duidelijk zijn dat de raad er dan voldoende bij wordt betrokken bij deze funktie, die zeer belangrijk is. Ik zou nu willen vragen wie vóór de motie Verheus is, 8 leden van het CDA en 1 lLd van de VVD stemmen voor, 16 leden van de raad zi.jn tegen en daarmee is de motie verworpen. De heer Krijger onthoud! zich van stemming. VOORZITTER: Ten aanzien van de Sportstichting had de heer Van Gelder nog behoefte aan enkele afrondende opmerkingen. Heer VAN GELDER: Het is meer een vraag. Ik heb uit de beantwoording van het college begrepen, dat het college besloten heeft dat de tweede ton niet hoeft. Ik zou duidelijkheid willen hebben over wat er nu precies besloten is, want de raad heeft besloten dat de tweede ton wél moet. Het had dus voor de hand gelegen, dat u als college had bewerkstelligd dat er een begroting door de Sportstichting werd ingediend, waar die tweede ton in verwerkt was. Als u van mening was, dat de Sportstichting ten opzichte van het vastgestelde bezuini gingsniveau een ton zou mogen intensiveren, dan had ik daar een aanvullend

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 505