- 20 -
20 december 1983
bij de G.S.D. Om de nadruk te leggen op voorstellen om bij de sport te be
zuinigen, bij de zwembaden te bezuinigen, zal ik als voorschot tegen de be
groting stemmen en ik hoop dat mijn mederaadsleden dat ook doen, want het zal
een goede reden zijn om met bezuinigingsvoorstellen te komen.
Heer POTHUIZEN: Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen van de
heer Van Gelder.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, de heer Van Gelder en de heer Pot
huizen zullen straks bij de behandeling posten aanwijzen die mogelijkerwijs
kunnen worden aangepast. Ik denk dat we die even moeten afwachten. Verder
is gesteld, dat het goed zou zijn om in het kader van de ATB-procedure
verdere voorstellen in te wachten. Uiteraard zullen wij in het kader van
het A.T.B. en de voorstellen voor zover die op de zwembaden betrekking hebben,
ook rekening moeten houden met het feit dat de Stichting Zwembaden daar
ook advies over kan geven. Er is gevraagd om inzicht in het cijfermateriaal
met betrekking tot de gas-warmtepomp, omdat er een verschil geconstateerd is
in besparing. Zo dat voorhanden is, denk ik dat het goed is om dat materiaal
ter inzage te leggen, zowel nu als eventueel in de toekomst, teneinde wat
grotere duidelijkheid te krijgen. Verder is gezegd dat een wat andere exploi
tatie in het stichtingsbestuur kan worden besproken. Dat stemt overeen met
de conclusies die ook in het rapport over het Natuurbad zijn gepleegd.
Vervolgens is de Stichting Zwembaden bezig om ook te kijken of met betrekking
tot de Turf enige nadere bezuinigingen kunnen worden bereikt. De heer Blom
is tegen de begroting en hoopt dat anderen ook tegen de begroting zullen zijn.
Mag ik in het algemeen dan het verzoek doen aan die raadsleden, die zitting
hebben in de Stichting Zwembaden om in de Stichting Zwembaden dan ook namens
hun fraktie met voorstellen te komen die mogelijkerwijs de besluitvorming in
een vroegtijdig stadium kunnen beïnvloeden.
Heer VAN GELDER: Ik zou aan het college het verzoek willen doen om voortaan
de raadsbesluiten door te geven aan de Sportstichting. Ik heb daar gisteren
iets over gezegd, ik vind dat wethouder Plomp toch wel een beetje zich
aanstelt als een klein kind als hij steeds zijn verantwoordelijkheden door
schuift naar de anderen.
VOORZITTER: Ik onderbreek u, mijnheer Van Gelder, want ik vind dat dergelijk
woordgebruik hier niet past, dat zijn we niet gewend. We gaan als grote men
sen met elkaar om.
Heer VAN GELDER: Dat begrijp ik, maar ik vraag mij af, de vergelijking dat
iemand zich gedraagt als een klein kind, waarom zou ik die niet mogen ge
bruiken? De Gemeentewet en het reglement van orde schrijven voor dat onwel
voeglijk taalgebruik verboden is, maar ik neem toch aan dat u dit niet
onder die categorie kunt rangschikken.