- 49 -
20 december 1983
Wethouder KINGMA: Laat ik het eens proberen, voorzitter, alhoewel het voor
sommigen blijkbaar erg moeilijk begint te worden. Laat ik om te beginnen
duidelijk maken, dat voor wat betreft de inhoudelijke stellingname die ik
op 25 november beb ingenomen, er niets veranderd is. Daar heb ik ook
geen reden voor. Ik heb echter wel te maken met de situatie van vandaag en
dat gaat het niet aan om te suggereren dat het allemaal van een leien dakje
gegaan zou zijn met de bezuinigingen, zeker niet. U zult van mij ook niet
horen dat de instellingen het allemaal makkelijk op konden hoesten en dat
het geen consequenties heeft. Ik heb alleen moeten constateren in overleg
met de instellingen die ik gesproken heb - en dat wil ik nogmaals herhalen -
dat zij op grond van de bedragen die er nu staan, door kunnen funktioneren
zoals zij menen dat verantwoord is. Dat is natuurlijk iets heel anders dan
de vraag die de heer Van Gelder heeft geponeerd, een vraag waar ik op dit
moment niet op kan ingaan, waar een ander op in zal moeten gaan, n.1.
als de raad bij het oordeel blijft t.a.v. de Sportstichting er op een
aantal posten ook het een en ander zou moeten veranderen. Ik heb alleen
betoogd dat op grond van de berichten vanuit de instellingen er geen
beleidsmatige overwegingen zijn op grond waarvan het persé noodzakelijk
is om de bedragen aan te passen. Natuurlijk is er geen enkele instelling
die het vervelend zou vinden als er een briefje in de bus komt dat ze
meer krijgen dan ze gevraagd hebben. Er zijn genoeg aktiviteiten te
bedenken die ze dan zouden kunnen doen, zinvol en wel.
Er zijn een aantal opmerkingen gemaakt over de Kinderboerderij. Ik denk dat
het op zich juist is dat er geconstateerd wordt, dat er in een vrij laat
stadium overleg gevoerd werd. Ik wil u toch wijzen op het feit dat in een
vrij laat stadium ons schriftelijk de motivering van de Raad van State heeft
bereikt op grond waarvan zij gekomen is tot haar conclusies en uitspraken
t.a.v. de schorsing van het raadsbesluit voor wat betreft de Kinderboerderij.
Het is natuurlijk niet goed mogelijk om overleg te plegen met een instelling
over een besluit van de Raad van State als je niet weet wat het inhoudt.
Het overleg is zo spoedig mogelijk gestart op grond van een uitgezette lijn
door het college en bevestigd door de commissie welzijn. Die lijn heb ik
u geschetst en die doet ons nu op het punt belanden waarbij het erom gaat
om binnenkort in het college te beslissen welke de subsidie is die voor
de Kinderboerderij voor 1984 beschikbaar moet worden gesteld. Daar valt op
dit moment niets meer dan dat over te zeggen, behalve dan dat op zich
mevr. Greefhorst gelijk heeft dat het niet goed mogelijk zal zijn op grond
van de beslissing van de Raad van State de procedure zoals wij die vorig
jaar hebben gevolgd te herhalen. De Raad van State heeft natuurlijk niet
alleen op dié overwegingen beslist, maar als we aan de eerste beginselen