- 3 - 20 september 1984
weinig meer aan welzijn en cultuur gedaan in Soest, maar om daarom de
talrijke welzijnsinstellingen zo in de kou te laten staan, gaat mij te ver.
Welzijn levert straks in voor de investeringen van politie, gemeentewerken,
onderwijs en sportzaken, wat de verhouding in het college goed weergeeft.
Zoals bij het merkwaardige fenomeen, dat in de bezuinigingsoperatie de
kapitaalslasten van het welzijn wel worden meegerekend en de kapitaals-
lasten bij de sportzaken niet worden betrokken.
Als ik de lijst van juni erop nasla, constateer ik dat het gemeentebestuur
geen cént over heeft, vandaag, 20 september, voor emancipatieprojekten,
jeugdzaken, bejaarden en het minderhedenbeleid. De grote boffers in deze
gemeente zijn weer de sporters. Ik ben tegen alle investeringen van de
Sportstichting, omdat de wethouder van Ruimtelijke Ordening destijds ver
zuimde de brief te verzenden aan de Sportstichting, waarin had moeten staan
dat ook de sport bij de eerste bezuinigingsronde een ton had moeten in
leveren. Iedereen zat erbij en keek ernaar, maar er gebeurde niets. Ik weet
dat Soest met dit soort opmerkingen het risico loopt opgezadeld te worden
met een aparte, rechtse, politieke sportpartij -volgens de media-, een
sportpartij van sportieve figuren onder leiding van de veteraan Ankoné,
maar deze onderwijsman vergeet, dat de hele WD en het CDA dan leeglopen
en Soest daar dus niets mee opschiet. Want natuurlijk hebben de kritische
geesten gelijk, die zeggen dat Soest geen sportbeleid voert en de Sport
stichting alleen maar een bureau is voor accommodatie-aangelegenheden en
boekhoudkundige zaken. Dat is de reden dat net als bij welzijn een en ander
eens grondig gereorganiseerd moet worden, al is het alleen maar om vooral
de jeugd een goede vrijetijdsbesteding te bezorgen buiten de sportkantines.
Mijnheer de voorzitter, verder zal ik mij tegenover uw verdere voorstellen
positief opstellen, omdat een aantal dingen gewoon nodig zijn. Zeer content
ben ik met uw voorstel de aula op de begraafplaats te renoveren, want die
plek was en is inderdaad een aanfluiting.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, anders dan de heer Visser, willen wij
aan dit punt toch extra aandacht geven. Deze raad is nu op de helft van
de zittingsperiode en zoiets -over de helft van de periode- is deze week
ook in Den Haag gezegd. Daar zijn ook enige optimistische dingen naar voren
gehaald. We hebben in de afgelopen helft van de periode veel tijd besteed
aan bezuinigingen, maar we zijn er nog lang niet, een belangrijke tak als
welzijn moet nog inleveren. Helemaal gerust zijn we nog niet. Echter, door
de belangrijke bijdrage van het merendeel van het apparaat zijn we nu toch
al wel in staat, hoewel voorzichtig, iets te investeren. Uw voorstel omvat
een deel van de totaallijst van investeringen. De lijst die u ons nu