- 26 - 26 januari 1984 dat er pas op de plaats moet worden gehouden totdat de Raad van State haar definitieve oordeel uitspreekt. Intussen is het wel zo, dat de beroepstermijn -niet alleen voor de schorsing, maar ook voor de definitieve beslissing- voor de Kinderboerderij is verlopen. Er komt dus nog een definitieve uitspraak van de Raad van State. Heer POTHUIZEN: De Kinderboerderij moet blijven, mijnheer de voorzitter, dat vind ik al heel lang en het voorstel van de heer Van Gelder past dus, wat dat betreft, uitstekend in die gedachte. Daar sta ik achter. Ik heb nog wel een vraag, in de commissie financiën hebben wij gevraagd of dit impliciet een begrotingswijziging was. Toen is gezegd dat dat niet het geval was, dat er andere begrotingswijzigingen zouden komen. Nietemin heb ik in de blauwe map vanmiddag een papier gezien waarop staat dat de raad op 26 januari 1984 heeft besloten tot de volgende begrotingswijzigingen. Kunnen hier misver standen rijzen, mijnheer de voorzitter, want er staan wel bedragen in dit plan die ik niet zomaar kan relateren aan onze begroting voor dit jaar. Ik wil daar nu over praten als we niet nu over een begrotingswijziging praten. Heer EBBERS: Voorzitter, mevr. Blommers heeft verwoord wat zij over de Kinderboerderij dacht, dat is mijn idee ook, maar ik heb nog een ander punt. Ik ben tegen het bedrag dat opgevoerd wordt voor de Stichting Federatieve Raad Welzijnswerk Ouderen. De begroting geeft 11.000,= meer aan als in 1983. Aan de begroting 1984 kunnen we zien dat het Rijk de bijdrage voor die post heeft verlaagd. Dat betekent dat er een verschil zit tussen de ontvangsten van 1983 en de uitgaven voor 1984 van 25.000,= Ik heb mij bij de begrotingsbehandeling verzet tegen de vervulling van die vakature. Ik heb begrepen dat die inmiddels wel vervuld is, maar dat was precies die 25.000, toevallig. Ik blijf dys wel tegen dit bedrag. Wethouder KINGMA: Voorzitter, u begrijpt dat ik niet op de financieel/ technische punten zal ingaan, maar mij zal proberen te beperken tot datgene wat met de beleidsmatige welzijnskanten te maken heeft. Voor zover het voor stel ten aanzien van de Kinderboerderij er op dit moment zo ligt, dit toch niet anders mag worden geïnterpreteerd dan dat dit de enige keer nog zal moeten zijn waarbij op deze wijze in de financiën ten behoeve van de Kinderboerderij zal kunnen worden voorzien. Wat wij allemaal hebben kunnen leren uit de uitspraak van de Raad van State is, dat wij toch op zorgvuldige wijze moeten omgaan met dit soort zaken en dat daarvoor een aantal rand voorwaarden moeten worden geschapen. Als ik dan ook de opmerking die mevr. Blommers heeft gemaakt daarbij betrek, dan denk ik dat het zo is, dat door het college in overleg ook met de commissie welzijn gekozen is, na de uit spraak van de Raad van State, voor een poging om alsnog het resterende

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 27