- 36 -
17 december 1984
betaald.Ik denk dat dit de belangrijkste opmerkingen waren, voorzitter. Kr
zijn nog wat andere opmerkingen gemaakt, maar ik denk dat het verstandig is
om die bij andere punten te bespreken.
Wethouder OUDEMANS: Mijnheer de voorzitter, alle fraktievoorzitters hebben
op de een of andere wijze hun dank en waardering uitgesproken voor de ambte
naren. Ook in vorige jaren zijn er woorden van dergelijke strekking gesproken
doch hebben wij deze in het algemeen als kennisgeving aangenomen. Maar dit
jaar wil ik hier expliciet op reageren omdat ook wij, als college, behoefte
hebben in deze een eigen geluid te laten horen. 1984 is voor Soest een
bijzonder jaar geweest. Er is bijzonder veel van het ambtelijk apparaat
gevraagd, u weet het allen, ik noem met name de hele ATB-procedurede nieuwe
comptabiliteitsvoorschriften, de begroting en de meerjarenraming. En dat
alles onder een voortdurende tijdsdruk en tegen de achtergrond van een door
allen ervaren gevolg van de inleveringen en bezuinigingen. Met andere woorden
er is meer werk geleverd met minder mensen onder weinig animerende omstandig
heden. Ik heb er dan ook nadrukkelijk behoefte aan om, namens het gehele
college, onze erkentelijkheid en waardering uit te spreken, niet alleen voor
het verzette werk, maar ook voor de inzet en de royaliteit waarmee dit is
verricht. Maar over de hoofden van de ambtenaren heen zou ik toch ook een
woord willen richten tot hen, die hier weliswaar niet rechtstreeks bij
betrokken waren, maar ongetwijfeld wel de weerslag hebben ondervonden: de
gezinnen of andere relaties, want het tijdsbeslag in de vorm van overwerk,
extra vergaderingen, avondwerk e.d. zal ook aan hun niet ongemerkt voorbij
zijn gegaan. Ook voor hun aandeel hierin onze dank.
Dan nu overgaande naar de meer inhoudelijke punten uit de algemene beschou
wingen, moet mij, sprekende over het gemeentelijk personeel, dat in zijn
werk en in zijn inkomen, in zijn faciliteiten,de hele bezuinigingsoperatie
aan den lijve voelt, toch van het hart, dat het hun -op zijn zachtst gezegd
vreemd moet overkomen dat er, nu er weer wat ruimte is en er wat meevallers
zijn, onmiddellijk aardige dingen worden bedacht. Ik begrijp en onderschrijf
ten volle de gedachte om zo mogelijk wat te doen voor hen die het het moei
lijkst hebben, maar dat moet dan wel genuanceerd en afgewogen zijn. Ik
onderschrijf met klem het betoog van collega Menne, in dit verband gehouden.
Dan wil ik ingaan op enkele concrete vragen en suggesties en dat betreft
dan in feite bij vrijwel alle frakties het milieu en wat daarmee samenhangt,
zodat ik in deze met één beantwoording kan volstaan. De zorg voor het milieu
is ook een zorg die het college aanspreekt, het is al eerder gezegd en in het
kader van de herbezetting zal de suggestie van de uitbreiding van de sektie
milieu zeker aan de orde komen. Ik kan u zeggen dat bij de dienst gemeente-