- 53 - 17 december 1984 datgene wat vermeld staat in de hoofdlijnen over wat de inbreng van de beroepskracht zou moeten zijn. Dat bracht ons tot de overtuiging, dat één beroepskracht per werkeenheid in dit geval voldoende zou zijn, zeker in het licht van de suggestie om voor de coördinatie iets te compenseren. Als ik nu kijk naar de aard van de voorstellen die bij het college terecht zijn gekomen namens de Stichting Jeugdzorg, dan moet ik constateren dat ook in de laatste brief zij uiteindelijk zeggen: college, uw voorstellen, vermindering met één beroepskracht, dat kan niet wat ons betreft, dat is onaanvaardbaar. Daarmee was ook de tussenstap voor de stichting, die vanuit de commissie was gekomen, onaanvaardbaar. Er wordt wel eens gesuggereerd, alsof de voorstellen van de Stichting Jeugdzorg een totaalbedrag van 36.000,= behelzen. Het bedrag is geschoond en komt dan nauwelijks boven de 30.000,=, dat is natuurlijk toch wel iets anders. Afgezien daarvan, denk ik dat we ons hebben te houden, uit een oogpunt van rechtszekerheid, van zorgvuldigheid, aan de subsidie-verordening en kunnen wij niet anders dan constateren, dat de weg zoals die nu bewandeld wordt, de weg is zoals we die moeten bewandelen en dat we niet de vrijheid hebben om de Stichting Jeugdzorg in dat opzicht meer vrijheid te laten dan de subsidie-verordening ons toestaat. Dat geldt natuurlijk ook in omgekeerde richting bij andere gelegenheden, het beperkt iedereen. Op zich is het te betreuren, dat de stichting op de suggestie vanuit de commissie welzijn niet heeft willen ingaan. Dat was de allerlaatste mogelijkheid die er nog lag. U moet zich realiseren dat, vanaf het allerteerste moment dat er sprake was van het ontstaan van een vakature in juni 1983, er uitgebreid gesproken is over de wijze waarop met die vakature zou moeten worden omgegaan. Wat in laatste instantie een belangrijke rol heeft gespeeld, is het feit dat wij de grens niet kunnen overschrijden van 15 augustus, omdat wij dan als gemeente zouden worden geconfronteerd met verplichtingen die voortvloeien uit de c.a.o. als we die ene plaats minder toch in 1986 zouden willen effektueren. De sugges tie van mijnheer Van Brummelen -ik neem aan namens de CDA-fraktie - als zou de Stichting Jeugdzorg in 1985 36.000,= kunnen bezuinigen en in 1986 ook, is mij niet bekend, de stichting heeft een dergelijk voorstel niet gedaan. Ik denk dat wij ons wat dat betreft moeten baseren opd de resultaten van het overleg en de laatste brief van de instelling daarover. Ik kan mij goed voorstellen dat u het zo probeert, maar ik denk dat het in wezen niet kan. U kunt zo'n voorstel niet doen namens de instelling, dat had de instelling zelf kunnen doen en die hebben dat niet gedaan. Vanuit de commissie -en ik waardeer dat bijzonder- is een laatste poging gedaan om er nog uit te komen en daar heeft de instelling niet positief op willen reageren. Daarmee is de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 338