- 37 -
26 januari 1984
tegen elkaar af te wegen, zowel de reaktie van de flatbewoners - die niet
eensluidend zullen zijn - als andere reakties en te komen tot een verantwoord
oordeel dat vooral een artistiek oordeel zal moeten zijn. Dat zal niet
worden overgelaten aan de kunstenaars, maar in eerste instantie door de
BKR-commissie worden uitgesproken waarna een bevestiging gevraagd zal
worden aan degenen die er het dichtst bij betrokken zijn.
Wij hebben als gemeente nadrukkelijk het verzoek gericht aan de regionale
BKR-commissie of mogelijk onderhoud na een aantal jaren ook middels die
regeling zou kunnen gebeuren. Natuurlijk moet men dan een slag om de arm
houden,zoals wij dat zelf ook zullen doen als we voor dat soort situaties
worden geplaatst, omdat het zich buiten de B.KR-commissie beweegt in
hoeverre de regeling op dat moment mogelijkheden biedt, maar gegeven de
huidige regeling geeft men volmondig aan, ook schriftelijk, dat in dat
opzicht een beroep gedaan kan worden op de B.K,R-regeling. Het lijkt mij
dus geen enkel probleem.
Heer VAN LOGTENSTEIN: Ik heb toch, juist door het betoog van de wethouder,
twee vragen. Ondanks het feit dat ik begrepen heb, dat kunst autoritair is
- dat is een uitspraak van de heer Visser - is mij bekend dat burgers, die
hun woning willen schilderen in een bepaalde kleur, daar een advies, danwel
toestemming van de schoonheidsommissie voor moeten hebben. Is nu een derge
lijke schildering onderworpen aan het oordeel van de schoonheidscommissie?
De wethouder zegt dat eerst de procedure moet lopen voordat de bewoners
gepolst worden. Als dat in meerderheid negatief zou zijn, gaat het dan
niet door?
Heer VISSER: Ik vond het leuk, voorzitter, dat de heer Kingma uw argument
over het onderhoud ondergraven heeft. Daar blijft dus niets van heel.
Heer BLOM: Voorzitter, dat van die inspraak begrijp ik niet zo goed, er heeft
toch uitgebreid in de kranten gestaan wat er zou gaan gebeuren, hoe het er
uit zou gaan zien? De wethouder heeft net toegelicht in hoeverre de bewoners
daar al dan niet bij betrokken zijn. Het collegestandpunt is positief, hoewel
twee leden van het college er anders over denken, en het college doet dus
een voorstel. Om dan te verwachten dat de voorstanders hier nogmaals zullen
gaan zeggen dat ze er voor zijn, lijkt mij wat overdreven.
Mevr. MEIJER: Voorzitter, ik wil toch nog even pleiten voor het ontwerp,
want er komen twee gereedschappen in voor waarvan ik denk dat onze volgende
generatie niet eens meer weet dat ze bestaan, n.1. een potlood en een zaag.
Als ik naar de automatisering kijk denk ik dat ze heel snel verdwijnen.
Later zullen onze kleinkinderen erlangs lopen en vragen wat dat is, dan zal
het tenminste nog een keer uitgelegd worden. Ik zou mij willen aansluiten
bij de heer Visser: waar krijg je vandaag nog voor 15.000,= zo'n