- 7 -
15 maart 1984
een vraag willen stellen. Als ik het nu goed begrijp, dan is het volgens
mij nu zo dat het gemeentebestuur nu ook geen vertrouwen meer in zijn
ambtenaren heeft. Ik ben er toevallig vanmorgen zelf bijgeweest, op het
kantoor van de Sportstichting. Er werd door de direkteur van de Sport
stichting verklaard, dat hij de brief van de firma nog niet had. Er is
inderdaad een uitstel geweest tot 1 april 1984 en nu heeft die firma nog
één maand uitstel gegeven voor die 4% korting. Toen ik vanmorgen daar
was, is erover getelefoneerd vanaf het gemeentehuis. Ik vind het toch wel
heel erg als er nu aan de woorden van de direkteur van de Sportstichting
getwijfeld wordt, want daar lijkt het toch zo langzamerhand wel op.
Ik mag toch aannemen dat, als volwassen mensen dit elkaar bekendmaken, er
toch een bepaald vertrouwen moet zijn dat het ook zo is, dat hij daar
geen leugens staat te vertellen. Ik vind het argument van de wethouder
dat er geen schriftelijk bewijs ligt, wel wat vergezocht. De telefonische
toezegging is vanmorgen pas gedaan en de brief kan er dus pas over een paar
dagen zijn.
VOORZITTER: Voordat ik het woord aan wethouder Menne geef, wil ik volstrekt
duidelijk zijn dat er aan woorden van ambtenaren natuurlijk helemaal niet
getwijfeld wordt. Het is ook gezegd door het college, dat er mondeling
het een en ander bekend is. Wat dat betreft zijn we het dus eens. Het gaat
erom dat de zaken nog eens zorgvuldig op een rij moeten worden gezet en
als er aanleiding toe is, dan kan positief worden gereageerd, want - maar
daar zal het college nog over moeten beslissen - er is de opening gegeven
om een gesprek in de commissie financiën vóór die bewuste raadsvergadering
te houden. Vooralsnog heeft de wethouder 'nee' gezegd, maar dat betekent
niet, dat het pertinent, definitief niet in de april-raad kan.
Heer VAN DEN BRAKEL: Dus die mogelijkheid blijft nog open, mijnheer de
voorzi tter?
VOORZITTER: Natuurlijk, ander ga je niet zeggen: we gaan in de financiële
commissie nog met elkaar praten. Maar vooralsnog: nee, we houden ons nu
nog vast aan de afspraken die we hebben.
Heer JACOBS: Aan diskussie in de financiële commissie heb ik geen behoefte
meer
VOORZITTER: Dat is een andere zaak, het college heeft gezegd: u vraagt of
het eind april in de raad kan om er een besluit over te nemen, maar voor
alsnog zijn de afspraken om in juni een beslissing te nemen, tenzij de
mondelinge informatie nader schriftelijk op tafel ligt in de komende
dagen, dan kan het nog eens besproken en bekeken worden in het college,
waarna we de zaak in ieder geval in de financiële commissie zullen brengen