- 8 - 26 januari 1984 kent samenwerkingsgebieden, die geeft Provinciale Staten daarbij een bepaal de taak en daarop vooruitlopende wordt dus nu al gesproken over deze regio indeling en heeft het Provinciaal bestuur van Utrecht daar een diskussienota aan gewijd. Vanavond staan wij dus voor de vraag of de diskussienota van GS van Utrecht, die een bepaalde regio-indeling geeft, al dan niet in Soest acceptabel is. Dan is het duidelijk, dat staat ook in het advies van het college, dat we ons daarmee niet kunnen verenigen omdat het Provinciaal bestuur van Utrecht daarbij in feite maar twee samenwerkingsgebieden kent, n.1. Oost-Utrecht en West-utrecht. Wij hebben als gemeente vrijwillig een partnerkeuze in het verleden gemaakt, in dier voege dat we ons verbonden hebben met de gemeenten om samen een Gewest Eemland als samenwerkingsgebied te vormen. Daar moeten we vanavond voor blijven staan. Daarover moeten wij tegen GS van Utrecht en later tegen de Provinciale Staten van Utrecht zeggen: wij willen onze eigen vrije partnerkeuze, die we in het verleden vrijwillig hebben gedaan, gehandhaafd zien. Wij willen als gemeente niet gebonden worden door jullie, dat wij een andere partner krijgen opgelegd dan we zelf in het verleden vrijwillig hebben gekozen. Ik denk dat dat het punt is en daarin staat Soest gelukkig niet alleen, ook de andere gemeenten in Eemland zullen dit standpunt steunen. Ik zou er gelukkig mee zijn, als vanavond dit voorstel werd aangenomen, zodat onze brief, conform het pre-advies, naar GS toegaat en dan zal ik ook blij zijn als iedereen in zijn geestverwantenkring bevor dert dat de Regio Eemland wordt aangewezen als hét samenwerkingsgebied, opdat onze vrije partnerkeuze tot uitdrukking is gebracht. Heer BLOM: Voorzitter, je kan de zaak van twee kanten bekijken. De ene is een principiële kant, dan gaat het over de aard van bestuur en bestuurslagen. De andere kant is hoe het feitelijk in Eemland gaat. Over hoe het feitelijk gaat hebben mij in ieder geval nooit negatieve berichten bereikt, maar in zijn algemeenheid kan ik mij voorstellen dat het mislukken van de diskussie over de gewesten er toch toe moet leiden dat het wat beter vast gaat liggen hoe de verschillende taken bestuurd gaan worden, met name de taken die een iets groter dan lokaal belang hebben. In zijn algemeenheid zal het ertoe moeten leiden in mijn overtuiging tot een versterking van de provinciale taak. In uw antwoord heeft u daar nogal tegen geageerd en gezegd: wij willen helemaal geen versterking van de provincie-taakDaar kan ik mij in zijn algemeenheid niet mee verenigen, feitelijk zijn er op dit moment een aantal taken waar niet veel bezwaar tegen is, uitoefening in deze regeling. Ik zal mij onthouden van stemming. Heer VISSER: Voorzitter, ik denk dat er eens een onderzoek ingesteld zou moe ten worden naar de kerkgang van de CDA-fraktieleden, want ik merk steeds vaker dat de niet-kerkgangers in het CDA een ander standpunt hebben dan de kerkgangers.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 9