- 22 -
23 mei 1985
zichtige produktie van een collegevoorstel ziet het er nu naar uit dat een
nagenoeg brede amendering van het besluit dat B&W de raad zou willen laten
nemen,gaat plaatsvinden. Toch gaat het om een nota die in mijn optiek niet
zo slecht is en een collegevoorstel dat ook goede elementen bevat. Dat is
natuurlijk toch een merkwaardige combinatie van feiten. Daar ga ik dan ook
nog wat wensen bij uiten. Tk zet een vraagteken bij het funktioneren van een
deel van ons gemeentelijk apparaat. Lang ben ik geneigd geweest om klachten
van welzijnswerkers en van welzijnsinstellingen over de communicatie met de
betreffende ambtenaren en portefeuillehouder te relativeren onder het motto
'wie zijn zin niet krijgt, heeft altijd wat'. Maar na de Kinderboerderij,
Jeugdzorg, peuterspeelzalen, Odeon en de Vereniging Artishock, om er een paar
te noemen, heb ik moeten vaststellen dat de klachten van het samenwerkings
verband terecht zijn. Tussen dit verband en de gemeentenaren is niet goed
genoeg gepraat. De gemeentenaren spraken voor dit verband zonder dat dit
plenair achter de uitspraken stond of kon staan. De nota die nu voorligt is
het toonbeeld ten voeten uit, want de voorliggende versie is van ambtelijke
hand, nooit plenair als nota door het verband vastgesteld en voorzover het
verband zich over het ontwerp heeft uitgelaten, was dat een ontwerp zonder
financiële paragraaf. Stel je voor dat mijnheer Kruitwagen zo stukken zou
versturen als B&W-standpuntDe afzender die genoemd wordt is dus de af
zender niet. Het is daarom helemaal niet ongepast dat het samenwerkingsver
band toch wel wat kanttekeningen bij de nota had. Wat ik wil zeggen met deze
tirade, zal duidelijk zijn. Alle signalen van ontevredenheid rond ons wel-
zijnsveld moeten ons serieus de vraag doen stellen of er iets mis is binnen
het gemeentelijk apparaat. Zoveel gelijksoortige klachten maken de kans dat
er van toeval sprake is wel erg klein. De minst forse ingreep lijkt mij een
bijscholingscursus 'omgaan en onderhandelen met groepen'. Mijn eerste wens
is, dat er inderdaad voor de eerstvolgende raad een voorstel voor een in-
spraakstruktuur komt. Die zou dan, conform de wens van het samenwerkings
verband, een art. 61-commissie moeten zijn. Op dit punt verschil ik van mening
met de CDA-fraktie. Ik koppel daaraan dan wel de hoop dat het college en de
raad die commissie ook reële levenskansen zullen bieden om de kans op voor
vallen als zojuist door mij beschreven kleiner te maken. De positie van de
participanten zou dan voldoende duidelijk z;ijn, want ik ga ervan uit dat
de voorzitter en de secretaris hun rol goed zullen spelen.
Mijnheer de voorzitter, uw voorstel en de nota werden in de commissie als
nogal beschrijvend ervaren. We misten de prioriteiten. Het is nu eenmaal geen
inventarisatie, maar een meerjarennota die het kader voor jaarwerkplannen moet
vormen. Het is dan ook spijtig, dat niet inzichtelijk wordt wat we het eerst