- 21 -
21 november 1985
dat het college zijn stellingname in het stuk verwoordt. Dat is gebeurd,
waarna de commissie voor de beroepschriften haar advies aan de raad heeft
voorgelegd. De beslissing is nu aan de raad, voorzitter.
Heer BLOM: Voorzitter, ik heb de behoefte de raad expliciet voor te houden
wat we aan standpunten hebben geformuleerd. Het laatste formele standpunt
staat in het ontwikkelingsplan 1977. Daarin staat niets over het opnemen
van een agrarische bestemming aan dat gebied. Er is ook geen overgangs
situatie geschapen, omdat we het daar eigenlijk weg zouden willen hebben.
In zo'n situatie getuigt het niet van goed bestuur -ik wil de term onzorg
vuldig bestuur niet gebruiken, hoewel het er dicht tegenaan zit- om een
funktie die je daar expliciet formeel laat zitten het de facto zo moeilijk
te maken. Ik zou de vergunning willen verlenen.
Heer VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, ik denk dat je pas over deze zaak kunt
praten nadat je voor dat gebied een beleidsintentie hebt geformuleerd en
een nadrukkelijke planologische invulling. Ik heb u ook verzocht daar een
toezegging voor te doen dat we daar aan gaan werken, liefst op korte termijn.
Het zou verstandig zijn om het op te voeren op het werkplan r.o. omdat
niet alleen dit stukje, maar het hele gebied in voortdurende opspraak is
vanwege strijd met bestemmingen en wenselijkheden, misschien zelfs strijd
met intenties voor de toekomst. Dat wil ik u graag meegeven.
Er is maar één instantie die bouwvergunningen afgeeft en dat is het college
van burgemeester en wethouders. Er is een andere instantie, waarop je
een beroep kunt doen als het college geen vergunning afgeeft, om de gevolgde
procedure en de daaraan ten grondslag liggende informatie te toetsen, dat
is de beroepschriftencommissie. Die commissie kan echter geen vergunningen
afgeven, zij kan hoogstens constateren of het gevoerde beleid correct is
geweest of niet. De beroepschriftencommissie heeft unaniem besloten tot dit
advies
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Logtenstein heeft het
over punten die mogelijk op het werkplan r.o. een bepaalde voorrang zouden
moeten hebben. In de commissie r.o., waar alle leden van de commissie bijeen
zijn, kan ieder punt dat van belang is voor het werkplan r.o. worden opge
voerd. Als dat werkplan weer aan de orde komt op een bepaald moment, zal de
commissie ook over dit punt moeten beslissen.
Heer VAN DEN BREEMER: De aanvraag dient bekeken te worden naar aanleiding
van de situatie zoals die op dat moment is. De aanvraag is overigens van
13 februari 1984. Ook in het huidige werkplan r.o. is nog niets van een
verandering van het bestemmingsplan of een intentie daartoe te bespeuren en
het is ook niet aannemelijk dat binnen de eerstkomende jaren een wijziging
van het bestemmingsplan zal plaatsvinden. Het bestemmingsplan is 37 jaar