- 1 -
20 december 1985
(bijlage)
VOORZ1TTERDe heer Brunekreef, direkteur gemeentewerken, heeft gevraagd
om namens de collega-diensthoofden het woord te mogen voeren.
Heer BRUNEKREEF: Mijnheer Kruitwagen, mevrouw Kruitwagen, geachte aanwezigen
Allereerst, mijnheer Kruitwagen, van harte gelukgewenst met de Ridderorde
die u zojuist mocht ontvangen.
Terugkijkend naar de jaren waarin wij hebben samengewerkt, viel het mij op
dat je die samenwerking zou kunnen vergelijken met de samenwerking die er
is in een orkest. De gemeentesecretaris -dat is uit de woorden van de
burgemeester ook al gebleken- vervult in de huidige organisatie zeker geen
eenvoudige rol. In het samenspel tussen de zeven diensten speelt hij de
eerste viool, als eerste adviseur van de raad. Dat neemt niet weg dat in
het gemeentelijk orkest ook andere diensten een solo-partij voor hun reke
ning kunnen nemen. Om dat allemaal in een goede harmonie te laten verlopen,
moet je niet alleen de eerste viool kunnen spelen, doch ook een bekwaam
dirigent zijn. Maar zelfs dan is er nog wel eens een dissonant te horen,
een solist kan immers een wat afwijkende visie op het stuk hebben.
Ook de akoestiek van de orkestruimte -en die is hier in Soest bepaald niet
optimaal- zorgt wel eens voor wat vervelende nagalm. In de laatste bijeen
komst van de diensthoofden vorige week donderdag, hebben wij het ook hier
over gehad. Omwille van de tijd zal ik die toespraak niet herhalen. Toen
had ik ook de gelegenheid om je namens de diensthoofden te danken. Nu doe
ik dat ook namens de diensten die achter ons staan, de bedrijven en de
stichtingen. De tijd hier -het werd al gememoreerd- is zeker niet een
voudig geweest. Ik noem: sanering van het grondbedrijf, Berenschot bezuini
gingsronde en de ATB-operatiewaar ik je persoonlijk ook zeer heb leren
waarderen. Maar er zijn ook zeker positieve ontwikkelingen geweest, zoals
de verbetering van het voorzieningenniveau in Soest, de voortzetting en
continuering van het woningbouwprogramma, om maar enkele zaken te noemen.
Ik wil je namens de diensten, bedrijven en stichtingen zeer bedanken voor
de goede en construktieve wijze waarop wij met elkaar hebben mogen werken.
Over het algemeen was de toonzetting zeer goed. Als het soms niet helemaal
klonk, dan lag dat aan het orkest, niet aan de dirigent. Je hebt onze
stemmen in het college door laten klinken en de belangen van de diensten
naar voren gebracht. Dat 'klinken' brengt mij op een tweede vergelijking.
In een aantal opzichten was jij de klinker en wij, andere diensthoofden,
als het ware medeklinkers. Ik las laatst in een boekje van Alexander Pola
een rijmpje. Dat is een beetje in gemeentewerkenstijl, u zult het mij wel
vergeven dat ik het zal voorlezen.
"Een klinker sprak met blijde klank: het is beklonken, God zij dank!