- 3 -
18 april 1985
opleveringsdatum van 1 mei gevaar loopt, kan ik u nu al zeggen dat wij steeds
zijn uitgegaan van een opleveringsdatum van 1 juli 1987 en dat zo'n
argumentatie voor ons dus niet voldoende is om de wet opzij te zetten.
Overigens zouden wij toch ook graag vasthouden aan de opleveringsdatum van
1 juli 1987 -conform de eerste regel op blz. 8 van uw voorstel- omdat die
twee maanden verschil -met erkenning van de betrekkelijke waarde van een
tijdsplanning, gezien de weersomstandigheden die we niet in de hand hebben,
evenmin de produktiviteit van de bouwers- ons dan 2 x 40.000,= zou
kosten en we daar niet voor zijn.
Mijnheer de voorzitter, zou onverhoopt in september a.s. blijken, dat de
gemeente Soest niet voorkomt op de komende meerjarenplanning van het rijk,
dan kan -zo is overeengekomen met de bouwer- de opdracht tot de bouw worden
opgeschort. Ook wij zijn van mening dat hierdoor dat risico voldoende is
afgedekt, maar we willen er toch bijstellen, dat in dat geval voor ons een
geheel nieuwe situatie ontstaat, waarin we vrij zijn te wachten tot het
tijdstip waarop er naar ons inzicht wel voldoende zekerheid omtrent de
rijksbijdrage is.Dan gaan we weer om de tafel zitten om ons over de nieuwe
situatie te beraden.
Mijnheer de voorzitter, met de begeleidingscommissie, zoals door u voorge
steld, gaan we akkoord. Wij zouden graag zien, dat het krediet zover mogelijk
wordt uitgesplitst en dat, waar het krediet een maximum betreft waarboven
niet mag worden gegaan, deze commissie zowel dit maximum als de bedragen voor
de onderscheidene onderdelen kan bewaken. Een kredietbewaking dus op de
verschillende onderdelen. De commissie dient ook op de hoogte te worden
gehouden van de tijdsplanning, van eventuele afwijkingen daarvan, van de
inkomsten en van de rentelasten. Dat betekent niet voor ons dat deze raads
commissie in de plaats treedt van het college. Het is een adviescollege aan
B&W, dus B&W blijven verantwoordelijk voor de besteding van het toegestane
krediet, al was het alleen maar omdat de wet wel persoonlijke financiële
aansprakelijkheid kent voor de leden van het college en niet voor de leden
van zo'n commissie.
Mijnheer de voorzitter, het college stelt voor het krediet te verhogen met
50.000,= ten behoeve van een kunstwerk. Op zich hebben we hiertegen geen
bezwaar, maar we willen toch een vraag herhalen die we nog steeds niet
beantwoord vinden: in hoeverre is het alsnog mogelijk om de totale kosten
dichter te brengen bij het bedrag van de rijksbijdrage? Kan dat nog en zo
nee, waarom niet?
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, mijn fraktie is positief over het kun
nen bespreken van een voorstel als het college nu onder agendapunt 3 heeft