23 oktober 1986 - 22 - Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, ik moet vaststellen dat hier toch een gebouw verrijst dat niet beantwoordt aan de doelstellingen van twee jaar geleden. Als je ook kijkt wie er in komt, dan is dat onder andere een bedrijf dat al tien jaar bestaat en rustig een waarborgsom stort van zoveel procent van de huurprijs per jaar. Kortom, het zijn bedrijven die gewoon op een bepaalde manier daar ruimte kunnen vinden en er voorlopig niet meer weg willen, vermoed ik. Dat heeft niets te maken met starters die het moeilijk hebben om in deze maatschappij een bedrijfje te beginnen, die de garantie niet kunnen krijgen en de waarborgsom. Kortom, dat hier een projectontwikkelaar bezig is waarvan de heer Krijger denkt dat hij zo idealistisch is dat hij voor ons wel dat risico wil nemen. Dat soort projectontwikkelaars bestaat niet in Nederland, vermoed ik. Dan is hier sprake van een gewoon verzamelgebouw waar een aantal bedrijfjes kunnen zitten die deze prijs kennelijk op kunnen brengen. De gemeente loopt daar met open ogen in en de Provincie stort daar een subsidie in. Ik vind het dat niet waard, dat geld kunnen we wel ergens anders voor gebruiken. Ik vind dat we er gewoon vanaf proberen te komen, dat we niet beantwoorden aan wat we gedacht hadden. Deze fraktie kan niet met uw voorstel meegaan. Heer POTHUIZEN: Met erkenning van al die gebreken die worden genoemd, voorzitter, blijft boven water staan dat, al is het dan maar beperkt, toch een gunstig werkgelegenheidseffect ontstaat. Dat kost geld. Ik heb het wel eens goedkoper gezien, maar ik heb het nog vaker duurder gezien. Dat heeft de heer Krijger willen aanduiden met de ondergrens van de dingen. De genoemde tegenzin en het genoemde akkoord blijven staan. Heer KRIJGER: Projectontwikkelaars zijn geen liefdadigheidsinstellingen, mijnheer Visser. Het heeft moeite genoeg gekost om er één te vinden die het risico wilde lopen om dit gebouw te realiseren. De prijs ervan is niet onaanvaardbaar voor ons. Wij staan achter het voorstel op dit moment, omdat we een aantal mensen daarmee toch kunnen helpen. De keus is eigenlijk te bepalen van helemaal niets -gezien de tijd die nog rest- of een aantal dingen nu wel laten doorgaan. Wij kiezen voor het nu laten doorgaan, waarbij wij hopen dat op een gegeven moment andere dingen ook haalbaar zijn. Maar dit kan doorgaan van ons. Mevr. GREEFHQRST: Mijnheer de voorzitter, mag ik de woorden van wethouder Menne zo vertalen ("het zal zo geregeld moeten worden", zei hijdat het ook zo geregeld wordt, dat het in het koopcontract komt? Ik lees in de huurovereenkomst dat het niet voor tien jaar is, maar voor vijf jaar met een optie op de komende vijf jaar. Dat stelt ons al wat gerust. Ik moet u zeggen dat onze fraktie onder het motto "beter iets, dan niets" als het geregeld wordt met het koopcontract, toch met uw voorstel akkoord gaat. Het is inderdaad zo dat we hopen op een gunstig effect voor de werkgelegen heid. Wethouder MENNE: Het is in ieder geval zo, mevrouw Greefhorst, dat het contract zal bevatten dat te allen tijde het ambachtsverzamelgebouw zal blijven bestaan. Dat zal komen te staan in de artikelen h of 5, omdat artikel 6 waarin de boeteclausule vervat is, terugslaat op de artikelen 4 en 5. Dat sluit daar dan op aan. Daar is geen misverstand over, ik ga dat niet verzoeken, dat is afgesproken. Er is gevraagd om drie units maximaal. Dat is een punt waarmee we, als we dat aanvaarden, terug moeten. Ik heb die bepaling namelijk nog niet gezien. Ook het punt, mijnheer Van Gelder, van één, twee of drie jaar is een verandering, een wijziging. Dat zou een ver betering zijn voor de huurders, omdat die dan binnen de vijf jaar die nu als minimum geldt, de huur op kunnen zeggen. Die periode zou dan veel korter worden en ik denk dat dat een heel nieuw onderhandelinspunt zal

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1986 | | pagina 227