- 30 -
17 november 1986
- 31 -
ngezet
le
niet-
tie
meege-
e
het
10
emerking
el
dat
jke
r
dat
Op
jf-
ek
.3
Er
concreet,
heeft
men
entueel
komen
>r
aanpak-
een
ikt
;eg
eens
ïatuur-
>als
i hebben
;e
_e
bedrijve
5 sugges-
Ik
ït
3ed
3e-
cort,
sboden.
gekregen
Ir
t gaan
t iedereer
aanpak
raad
jn
ailijk
lag
pas definitief vastgesteld. Ik heb niet de indruk dat voorlichting daar iets in
had kunnen doen omdat het heel uitdrukkelijk de orde van de vergadering
betreft, dat is een zaak die de voorzitter als verantwoordelijkheid heeft.
Mij was zaterdag bekend, na een gesprek met de voorzitter, dat er eventueel
een andere procedure gekozen zou kunnen worden, alleen is er geen reden
geweest op dat moment om iets met de kranten af te spreken vanwege het
feit dat dat zaterdag niet meer kon en wij vanavond deze vergadering zouden
hebben en daar bovenop komt nog de constatering dat iets wat vanuit voor
lichting zou moeten gebeuren over het algemeen gebeurt na overleg en heel
vaak zelfs op verzoek van de portefeuillehouder, in dit geval de burgemeester.
Die heeft niet het verzoek geplaatst om iets in de kranten op te nemen
vanwege het feit dat er afspraken zijn met de fraktievoorzittersHet leek
mij juist dat dat ook door de voorzitter zou worden afgehandeld, hetgeen
hij telefonisch heeft gedaan vandaag.
Een ander punt van voorlichting. U heeft ergens in uw beschouwingen nog
even teruggeblikt op de aspecten van de A28, Soesterberg. Daar vraagt u
heel concreet hoe het college de voorlichtingsactiviteiten ziet. Wij zien
dat als een heel belangrijke activiteit die naar onze mening ook toch adequaat
wordt ingevuld. Over het algemeen hebben wij daar een ambtenaar voor die
de contacten onderhoudt met de pers, op verzoek van het college en onder
verantwoordelijkheid van mij. Daar zijn in het verleden geen verschillen
van mening over geweest, die zijn er ook nu niet. Ik heb wel de indruk
dat u één specifieke zaak op het oog heeft gehad toen u deze vraag stelde,
als ik dat fout mocht hebben dan hoor ik het wel. Die situatie is wat bijzonder
omdat voorlichting iets is -het woord zegt het al- dat je vooraf doet.
Je gaat mensen inlichten over te verwachten aspecten. Ik vind, als ik deze
zaak nog eens terug bezie, die ook uitvoerig besproken is in de commissie
bedrijven, dat er vanuit de gemeente voldoende is gedaan, ik durf zelfs
te zeggen: alles is gedaan om die voorlichting te laten plaatshebben. Het
laatste wat je zou kunnen zeggen: de gemeente moet het zelf gaan doen,
je zou het zelf helemaal in handen kunnen nemen. Dat wil ik best meenemen,
misschien is dat een verbetering en daar wil ik dan nog wel eens over praten.
De reacties die ontstaan zijn door die vraagstelling zijn wat buitengewoon,
dat wil ik wel zeggen. Aan de andere kant heb ik best de neiging om deze
situatie te billijken, omdat je ook begrip moet hebben voor de menselijke
kant van zaken. Ik wil wel met u afspreken over het gedeelte dat u wat minder
zou kunnen billijken nog eens een gesprek te hebben.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, ik loop de opmerkingen maar puntsgewijs langs.
De eerste die ik tegenkom betreft de vervangingsinvestering waar het gaat
om een accommodatie in het Smitsveen. Zoals u weet betrof de opschuiving
van 1988 naar 1989 een budgettair probleem. Daarvan mag u afleiden dat
duidelijk is, ook gezien uw reactie, dat in ieder geval dan 1989 een reali
satiejaar hoort te zijn. Het zal mede van u afhangen als raad of u van
oordeel bent dat dat naar voren gehaald zou moeten worden naar de oorspron
kelijke datum. Van mijn kant dus enige nieuwsgierigheid in dat opzicht.
De opmerkingen over de G.S.D. als organisatie, als dienstverlening naar
een aantal burgers toe, dat dat een duidelijk begrip zou moeten zijn en
blijven ook in het licht van de ingezette reorganisatie, dat is tot nog
toe altijd het uitgangspunt geweest en u mag aannemen dat dat ook zo zal
blijven. Daarbij sluiten de opmerking aan over het kwijtscheldingsbeleid
en de rol van de sociale dienst daarin. Ik kan inderdaad bevestigend ant
woorden op opmerkingen dat met name ook de G.S.D. vanuit zijn specifieke
kennis in staat is om een beter licht te werpen op welke mensen en welke
categorieën in aanmerking zouden behoren te komen voor kwijtschelding.
Ik denk dat dat in de discussie over de richtlijnen ten behoeve van de
kwijtschelding zeker een rol zal kunnen spelen en zal vanuit de G.S.D.
ook zeker ingebracht worden.