17 november 1986
- 36 -
tot een meerjarenafspraak op dit punt kan worden gekomen. De in te stellen,
niet te grote werkgroep bestaat uit vier raadsleden en drie politiemedewerkers.
Zij staat onder leiding van een gespreksleider. De politie stelt voor de
gemeentesecretaris deze rol te laten vervullen. Ik kan mij geheel achter
dit voorstel stellen, juist ook omdat de politie deze zaken zelf voorstelt
en eraan wil meewerken. Daarbij ga ik van de volgende procedure uit, mede
gelet op de rol van het driehoeksoverleg en de vastlegging van de resultaten
in het politiebeleidsplan:
1 De werkgroep rapporteert voor 1 april aan de burgemeester, zijnde de
korpsbeheerder.
2. Over het resultaat vraagt hij advies van de korpsleiding en de dienst
commissie
3. De rapportage, de adviezen van korpsleiding en dienstcommissie en mijn
voorlopig oordeel worden ter kennis gebracht aan a.b.z. Het a.b.z.-advies
wordt gevraagd in de commissievergadering van uiterlijk mei, waarvoor
ook de officier van justitie zal worden uitgenodigd.
4. Het driehoeksoverleg geeft haar oordeel over het resultaat.
5. Afwegende de adviezen van a.b.z. en het driehoeksoverleg legt onderge
tekende en al of niet aangepast eindvoorstel aan u voor dat bij aanvaarding
in het politiebeleidsplan zal worden opgenomen.
Twee eindopmerkingen. Nu deze concrete reactie op uw algemene beschouwingen
voorligt, ligt inschakeling van een extern adviseur niet -althans nog niet-
in de rede. Ten tweede werkt het op voorhand reeds aanpassen van de begroting
ten gunste van wijkagenten, juist nu dit punt in het werk van de werkgroep
wordt meegenomen, verstorend op genoemde aanpak en wijs ik derhalve van
de hand. De politie gaat ervan uit dat de genoemde oriëntatie bij andere
korpsen onderdeel is van de werkzaamheden van de werkgroep. Bovengenoemd
voorstel is in feite de nadere invulling van de studie, genoemd in ons
nader voorstel onder punt 2 over de besteding van de meevaller. De tekst
van de rest van het voorstel, receptioniste en dergelijke, plus de bestemming
van het restant van de meevaller is dacht ik duidelijk. Bij de hoofdstuksge-
wijze behandeling is nu van een aangepaste conceptbegroting sprake waarover
u zich bij die hoofdstuksgewijze behandeling indien nodig nog kunt uitspreken.
Juist nu de politie, leiding, staf en dienstcommissie zelf zich zo positief
opstelt om via de werkgroep daadwerkelijk aan de gang te gaan in de geest
zoals we die hebben uitgesproken, verzoek ik u het voorstel, dus de gewijzigde
concept-begroting in zijn geheel ook van uw kant positief te waarderen.
De motie van de heer Visser, daarvan ligt de beantwoording natuurlijk in
de lijn van wat ik net gezegd heb. Op zich meer wijkagenten spreekt iedereen
zeker aan, zeker ook de politie zelf. Op zichzelf is dat natuurlijk een
positief punt, maar het gaat erom of het realiseerbaar is, of het tot de
realiseerbare mogelijkheden behoort. Of dit al of niet boven de sterkte
moet en kan is een vraag die we voor gaan leggen aan de werkgroep die we
net hebben voorgesteld. We zullen uiteraard dan het resultaat daarvan moeten
afwachten.
Het CDA heeft een opmerking gemaakt over het collegiale bestuur van dit
college en met name de kwestie van de minderheidsstandpunten. Ik zou alleen
maar zillen zeggen: wij beschouwen het als onze plicht om naar vermogen
minderheidsstandpunten te vermijden, althans zoveel mogelijk te beperken.
Overigens maak ik van de gelegenheid gebruik om nog even aan te vullen
op de opmerking van de wethouder financiën daarnet bij zijn beantwoording.
Hij zei dat de wethouders de vrijheid hebben om mee te gaan met hun frakties
met voorstellen. Afgesproken is dat dit alleen geldt voor de belastingvoor
stellen. Dat bedoelde hij waarschijnlijk ook, maar hij zei het niet. Een
voorbeeld dus om naar vermogen het aantal keren dat minderheidsstandpunten
worden ingenomen te beperken, mijnheer Verheus.
De gemeenschappelijke regelingen aanpassen in verband met de W.G.R. in
Eemlandverband. De vraag is hoe de stand van zaken is. Er ligt al enige