25 juni 1987 - 28 - zoals die nu bestaat, zou moeten verder gaan en dat in die commissie dus de collega voor personeelszaken en de portefeuillehouder reorganisatie voors hands op dezelfde wijze aanwezig zullen zijn en dat op dit moment nog niet te voorzien is of daar mogelijk een andere commissiestructuur denkbaar is of indeling in de commissie personeelszaken en organisatie. Wij dachten dat de huidige commissie nog moet blijven bestaan. U zegt verder dat als je dan bestuurlijk bezig bent, dan is het een heel belangrijke zaak de kwestie van het mandateren, het delegeren en het controleren. Ik denk dat theoretisch gezien iedereen het daarmee eens is, maar dat praktisch gezien het toch wel de nodige aanpassingen zal vragen en toch wel enige problemen kan opleveren die naar ik hoop door het te doen bij een ieder steeds meer de instelling tot stand zullen brengen dat als men mandateert en delegeert men inderdaad een deel van zijn macht kwijt is en dat men daarbij natuurlijk het vertrouwen moet hebben dat degene die iets gedelegeerd krijgt of gemanda teerd krijgt dan toch ook in staat moet worden geacht om zijn werk te doen binnen de kaders die hij of zij op zijn of haar afdeling heeft meegekregen. Dat geheel moet natuurlijk controleerbaar blijven. Tot zover wilde ik met de beantwoording van uw opmerkingen gaan. De heer Van Gelder zegt dat het belangrijkste in het hele gebeuren niet het statische is, maar het dynamische. Het is niet zo, dat als je een keer iets besluit dat je dan klaar bent en dat je maar op een knop hoeft te drukken en dan gebeurt het. Hij wijst op het proces dat zich in zo'n nieuwe manier van werken voordoet. Ik denk dat het goed is dat we ons daar ook van bewust zijn, dat het gaat om een proces, een leerproces, een luisterproces en een proces om voortdurend te kijken of we wel op de goede weg zijn. Het is duidelijk dat wij ook al in de commissie reorganisatie hebben geprobeerd zo systematisch mogelijk te werk te gaan. Het is ook prettig om te merken dat wat dat betreft die commissies mede dank zij de geleverde stukken toch vrij systematisch konden plaatsvinden. Wij moeten toch in de gaten blijven houden dat we systematisch moeten blijven werken en dat wij natuurlijk wat dat betreft er goed aan doen om steeds evaluerend bezig te zijn en dat mogelijk ook na een periode nog eens te doen om te kijken of we op de goede weg zijn, omdat het nu eenmaal zo is dat in dit soort zaken waar mensen bij betrokken zijn je natuurlijk eigenlijk met automatische veranderingssituaties te maken krijgt, aanpassingsmomenten die je eigenlijk niet van tevoren kunt voorzien maar die gewoon inherent zijn aan ons werk. Wat de bestuurlijke structuur betreft heeft de heer Van Gelder ook gewezen op de wijze van samenwerking en dan bestuurlijk gezien; dat blijft natuurlijk alle aandacht vragen -ik heb daar in de richting van de heer Verheus ook al iets over gezegd- en het is natuurlijk ook zo dat dat hele bestuurlijke gebeuren ook een relatie heeft tot het ambtelijke gebeuren. Dat zijn zaken die toch eigenlijk zo goed mogelijk in elkaar moeten grijpen. U geeft ons dit mee als aandachts punt en ik denk dat dat uiteraard zou moeten gebeuren. Uw opmerking met betrekking tot Groen en Recreatie is dezelfde als in het voorstel. Dan vraagt u mij met name een duidelijk antwoord voor wat betreft de situatie in de Sportstichting. Daarbij relateert u aan een opmerking -als ik het goed begrepen heb- die in het stuk reorganisatie staat, waarbij is gemeld dat de huidige bestuursstructuur naar de mening van het college geen formele belemmering oplegt om het personeel te integreren in sector II. Die opmerking is gemaakt en wordt inderdaad door het college gesteund. Uiteraard is het zo dat daarbij natuurlijk geldt dat als je wat dat betreft tot veranderings situaties overgaat, je natuurlijk te maken hebt ook met bestaande situaties met rechtsposities, met statuten, enzovoort en dat je wat dat betreft natuur lijk heel zorgvuldig om moet gaan met het personeel dat op dit moment in dienst is van de stichting en dat volgens de planning waar we het straks over hebben toegedacht is aan een sector. Dat betekent dat we uitermate zorgvuldig moeten omgaan zowel met het heroverweginsproces, waarin we toch die sectoren denken, maar ook rekening moeten houden met het feit

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 147