25 juni 1987
- 33 -
we dat zien in het kader van behoorlijk bestuur, dat wil zeggen dat wat
dat betreft wij te maken hebben met de bestaande situatie dat er door uzelf
een stichting in het leven is geroepen. Wij moeten dat op een behoorlijke
wijze doen. Wij weten dat er een voorstel ligt, dat er gedacht wordt aan
het onderbrengen van de mensen van de Sportstichting en de Stichting Zwembaden
in sector II. Wij hebben daarover ook in onze brief van 2A juni gezegd:
"evenals dat tot nu toe het geval is geweest, gaan wij ervan uit dat de
medewerkers van de stichting ook, vooruitlopend op de formele overgang
naar de gemeentelijke organisatie, van hun betrokkenheid blijk zullen geven
bij de vervolgprocedure van de heroverwegingsprocessen na 25 juni." Die
toezegging is makkelijk te geven, omdat men tot nu toe ook blijk heeft
gegeven dat men mee wil denken en dat zal men blijven doen. Wij hebben echter
te maken met een formele situatie, er bestaat een stichting en we moeten
zorgvuldig omgaan met de mensen. Er is alle aanleiding om te veronderstellen
en ook mee te delen dat men best zal willen blijven meedenken hoe het verder
moet. Gaat u daar gewoon van uit.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, ik denk dat wij nog een antwoord
schuldig zijn aan D'66 en dat betrof de deeltijdarbeid. Ik geloof dat ik
er goed aan doe te verwijzen naar de notitie emancipatie. Daarin staat
namelijk ook heel uitdrukkelijk de mate van deeltijdarbeid, dus de acceptatie
daarvan. Het college heeft die nota als uitgangspunt van beleid aangenomen,
die komt binnenkort ook terug in de commissies en afhankelijk van de inspraak
denk ik dat deeltijdarbeid een grote invloed zal gaan hebben op de vervulling
van vacatures in de toekomst. Niet alleen deeltijdarbeid, ook inderdaad
het vervullen van vacatures door vrouwen in zijn algemeenheid.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, ik heb een vraag gesteld en ik heb een betoog
gekregen over behoorlijk bestuur. Ik ben het ermee eens dat de portefeuille
houder natuurlijk behoorlijk bestuur nastreeft. Ik vraag mij alleen af
waarom hij denkt dat hij dat antwoord moet geven, want we zijn het daar
wat dat betreft natuurlijk wel over eens. Maar bij behoorlijk bestuur behoort
ook dat je duidelijkheid creëert en daar was mijn vraag over. In de brief
van de Stichting Lichamelijke Opvoeding en Sport van 19 juni staat een
zinsnede die ik in mijn eerste termijn voorgelezen heb, die niet strookt
met de reorganisatievoorstellen. Dat schept verwarring bij betrokkenen.
Als je als portefeuillehouder een minderheidsstandpunt inneemt, dan kan
dat. Dat wordt vaker gedaan, het is te hopen dathetniet bij ieder college
voorstel gebeurt, maar dat is duidelijk. Als je twee van die meningen van
dezelfde portefeuillehouder hebt, dan vind ik dat onduidelijk en dat geeft
in de discussie -niet voor dit voorstel misschien in eerste instantie,
maar wel voor andere dingen- problemen. Ik heb naar die duidelijkheid
gevraagd en naar mijn gevoel -en dat blijf ik overeind houden- zegt de
portefeuillehouder als lid van het bestuur van de Sportstichting iets
anders dan wat staat in de brief van 2A juni. Natuurlijk is dit niet de
Sportstichting, maar het is wel dezelfde persoon en ik denk dat bij behoor
lijk bestuur ook hoort dat er een zekere eenduidigheid of duidelijkheid
is in het functioneren van leden van de raad en het college. In de brief
van 2A juni staat dat het personeel wel degelijk naar een nieuwe organi
satiestructuur kan onafhankelijk van de bestuursstructuur. In de brief
van de Sportstichting staat dat het bestuur van de Sportstichting vindt
dat die loskoppeling niet kan plaatsvinden. Nu is op dit moment voor mij
nog niet eens aan de orde de vraag dat we moeten bespreken of die loskoppeling
wel of niet kan plaatsvinden, maar ik vind het onduidelijk dat die twee
standpunten mede ondertekend worden door dezelfde persoon, zonder dat er
duidelijkheid in komt wat hij nu wél vindt en zeker als het erom gaat dat
het degene is die binnen uw college verantwoordelijk is voor de reorganisatie.
Die vraag heb ik gesteld en ik heb daar naar mijn gevoel een antwoord