25 juni 1987
- 34 -
op gekregen. De portefeuillehouder heeft gezegd dat hij vindt dat, zolang
er geen andere structuur is, het personeel in dienst van de Stichting moet
blijven. Dat is gezegd, dus dat betekent dat namens uw college nu een antwoord
is gegeven dat niet strookt met de brief van 24 juni. Toen heb ik gevraagd
of ik dan namens het college zou mogen horen wat nu het standpunt van het
college is, want kennelijk is er een minderheidsstandpunt in het college
met betrekking tot dit punt. Dan kunnen we natuurlijk vervolgens wel een
antwoord krijgen over behoorlijk bestuur, maar daar heeft het niets mee
te maken. Het gaat erom dat ik gewoon duidelijkheid op dit punt wil hebben.
VOORZITTER: Ik geloof dat ik even ingrijp, want het is goed om vast te
stellen met elkaar wat er is. Ik ga uit van de formele situatie. De formele
situatie, zoals die ook door de heer Krijger naar voren is gebracht en
ook door een aantal uwer is bevestigd, is natuurlijk dat de mensen in dienst
zijn op dit moment van de stichting. Dat betekent dat daar pas een eind
aan komt op het moment van 1 januari 1988. Intussen geldt een overgangssituatie.
Die overgangssituatie, daarvan hebben wij uitdrukkelijk geschreven dat
wij hopen dat het personeel meewerkt, in goed overleg, om te komen tot
een definitieve nieuwe structuur, om dat samen met haar te overleggen.
Dat betekent, dat de uitspraak van de raad en dus ook van het college
is, dat als het besluit zometeen valt, dat dan de intentie uitgesproken
is, glashelder en heel duidelijk naar iedereen, ook naar het personeel,
dat het college de opdracht heeft gekregen van de raad om te werken aan
een situatie waarin het personeel per 1 januari 1988 overgaat naar de gemeente
Soest. Daar zijn we het allemaal, inclusief wethouder Plomp, over eens.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Voorstel met betrekking tot het volkshuisvestingsbeleid
Mevrouw STEKELENBURG: Voorzitter, politieke dogma's gaan boven deskundigheid.
Tot die conclusie moeten wij komen voor een deel van het voor ons liggende
voorstel. Als we kijken naar de 3270 geregistreerde woningzoekenden, blijken
er 2765 uitsluitend te willen huren. En toch vindt een meerderheid van
het college dat de Soester een woning moet kopen. U neemt een goed bureau
in de arm en het resultaat van dat onderzoek verdwijnt vervolgens in de
prullenbak. Hartelijk dank voor uw onderzoek, we betalen en gaan vervolgens
volledig afwijkend van het onderzoek onze eigen gang. Ik kan helaas niet
anders concluderen. Juist als vertegenwoordiger van de Soester bevolking
moeten wij klantgericht werken, dus rekening houden met hun wensen. Wat
u nu wilt doen is 60% koopwoningen realiseren en van deze 60% nog eens
60% boven de 172.000,=. Dit is volkomen in tegenspraak met de uitkomsten
van de nota. Wij dagen u dan ook uit waar te maken dat dit aan de Soester
bevolking letterlijk en figuurlijk verkoopbaar is. Wij vinden dat we zuinig
moeten zijn met onze grond en niet moeten bouwen voor mensen van buiten
Soest, want dat kan op termijn het gevolg zijn. Nee voorzitter, we moeten
met name denken aan de mensen in Soest. Kenmerkend voor uw onverschilligheid
ten aanzien van de argumentatie vinden wij het feit dat op pagina 5 de
zesde alinea van het besluit staat: "de vraag het aanbod overtreft". Dit
betekent dat er meer flats gebouwd moeten worden. Ook dat hebben wij niet
teruggevonden in de nota. Bovendien zouden wij daar ook geen voorstander
van zijn. We hebben twijfels over uw voorstellen met betrekking tot het
toekennen van extra doorstroompunten voor koopwoningen en het daaraan ge
koppelde bedrag voor verhuis- en herinrichtingskosten. Met belangstelling
wachten wij daaromtrent uw voorstellen af. Een andere vraag behelst het
gemis aan doorstromingscijfers. In de commissie is hier reeds over gesproken.
Wanneer kunnen we deze cijfers tegemoet zien? Afsluitend, voorzitter, uw
voorstel heeft voor ons nog wel wat vraagtekens, zodat wij ondanks de positieve