25 juni 1987
- AA -
woord wat de bedoeling van ons amendement geweest is. We hebben daarmee
een gebaar willen maken. Ik begrijp ook best dat de VVD bij monde van de
heer Krijger ook met een amendement komt en daarmee ook een gebaar maakt.
Alleen er zit een bottelnek in. Wij zeggen in beginsel dat de politiek
uit de sport moet en in het overleg zal dan wel blijken welke structuur
de juiste is. Dat geeft het college trouwens ook aan, dus in dat opzicht
is er helemaal geen verschil van mening. Ik wil voor alle duidelijkheid
dit wel stellen: wij willen niet polariseren, maar als het enigszins mogelijk
is harmoniseren.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, in harmonie -want we gaan na deze
raad verder- toch een reactie. Juist als men poogt harmonieus samen te
werken, moet men van elkaar waarheden die netjes worden gezegd, kunnen
aanvaarden. U heeft getracht, meer emotioneel dan zakelijk, ons op één
noemer te brengen. Eén noemer is meestal de grootste gemene deler. De
grootste gemene deler waar wij ons niet in kunnen vinden, is dat van de
mogelijkheden voor een structuur van de sport een aantal mogelijkheden
sowieso worden afgestreept. Want men gaat ervan uit dat alleen maar modellen
bespreekbaar zijn waar de politiek niet meer betrokken kan worden bij de
sport. Achteraf kan wel. Dat is net in het principiële betoog -dat de heer
Meilof nog niet begrepen heeft, maar misschien later pas- aan de orde ge
weest. Waar zijn we mee bezig? Het is een politiek verschil, dat heeft
u goed gezien. Hoever willen wij gaan in het delen van onze verantwoorde
lijkheid, het medebesturen van belangrijke zaken in onze gemeente? De poli
tiek er niet meer in, dan miskent u de maatschappelijke stiuatie die wij
zelf allemaal kennen. Daarom vind ik het voorstel om de politiek eruit
te halen, niet juist. Maar stemmen tellen kan eind december dat wel betekenen.
Dan wil ik wel de stembepaling op dat moment daarbij mee kunnen wegen wat
de betrokkenen, de belanghebbenden er zelf van vinden. Bij het beleids
programma waren we het allemaal eens. Toen is er gezegd: als standpunten
worden voorbereid, voorgelegd, moet daarin herkenbaar de mening van de
betrokkenen worden meegewogen. Die heeft u niet, dus kunt u geen besluit
nemen. Dan komt het 'foefje': het is maar een principe-besluit. Een principe
besluit geeft aan dat je in theorie nog terug kunt. Maar u moet mij de
raad maar eens noemen die binnen drie maanden de moed heeft om te zeggen
dat men zich vergist heeft en het anders wil doen. Om dat te voorkomen
stel ik voor dat we gaan onderzoeken alle mogelijkheden die er zijn: mét
politiek, zonder politiek, mét stichting, zonder stichting, art.61-commissie
met bevoegdheden, art. 62, 63 of wat voor raden dan ook. Dat zijn een aantal
mogelijkheden en bij al die mogelijkheden kunnen belanghebbenden hun op
merkingen plaatsen en dan zal de politiek een beslissing moeten nemen. Ik
denk dat als zo'n voorstel door u wordt gedaan, dat we het daar in principe
mee eens zijn. We weten nu allemaal donders goed dat een groot deel van
de raad eigenlijk het liefst een artikel 61 heeft. Dat kan men uit een
motie of een amendement halen, maar iedereen weet inmiddels duidelijk dat
dat wel de bedoeling is. Maar ga nu niet formeel het overleg in met maar
één keus: alles gebeurt, stichting gaat weg en er komt een commissie zus-
of-zo. Wij bepleiten gewoon het open overleg dat altijd- voor zover mij
bekend- de bedoeling is geweest van de raad. Alleen nu wordt dat vergeten.
VOORZITTER: Laat ik voorop stellen dat op een goed moment in de politiek
gevoelens een belangrijke rol moeten kunnen spelen en dat het nooit zo
mag zijn dat dat ondergeschikt zou zijn aan zakelijkheid. Dat moet hand
in hand gaan.Als u het woord foefje gebruikt, dan vind ik dat demagogie
en dat past evenmin. Dat even vooraf. Ik constateer dat de overgrote meer
derheid van de raad met dit amendement, dat het college ondersteunt met
de heer Plomp uiteraard in een andere positie, naar ik aanneem, als logisch
gevolg van zijn eerder ingenomen standpunt, ook in de geest van de laatste