15 oktober 1 987
- 14
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor het houden van
een proef tot bestrijding van de overlast van hondepoep.
Heer KRIJGER: Voorzitter, we zijn in ruime mate -dus niet geheel- tevreden
met uw voorstel. Waarom? Het voorstel kent een paar elementen waar wij
gelukkig mee zijn. Er is aan de orde een poging om een mentaliteitsverande
ring te krijgen van degenen die een hond houden, een hond onder hun beheer
hebben, een hond uitlaten en wat er zoal bijkomt. Als daar maatregelen
voor komen, zijn we daar niet tegen, we zijn er dus zelfs voor. Ook in
plaats van een enquête, die is voorgesteld, denk ik dat het goed is om
te kijken hoe mensen, als ze geconfronteerd raken met de discussie die
ongetwijfeld lang zal duren, hoewel er belangrijke zaken zijn vanavond,
hoe ze daarmee om zullen gaan met die poging van ons om de mentaliteit
te veranderen met betrekking tot het bestrijden van de overlast die honden
uitwerpselen kunnen hebben. U vindt ons dus niet op uw weg ertegen, wij
zijn ervoor, alleen met één uitzondering. U komt met een uitzondering die
wij willen toetsen aan de hand van mentaliteitsverandering en omdat er
toch een link ligt naar agendapunt 19, denk ik dat je niet het een kunt
bespreken zonder het ander erbij te gaan betrekken. Wij vinden dat een
aantal regels met betrekking tot het aanlijngebod daar waar ruimte is,
juist. We vinden ook dat de resultaten van de mentaliteitsverandering bete
kent dat de mensen honden leren op de juiste wijze de uitwerpselen daar
neer te laten komen waar ze horen: in de goot. Wij vinden het te gemakkelijk
om te zeggen: kijk, we kunnen niet goed zien of die mentaliteitsverandering
toeslaat, naderbij komt, wordt toegepast, hoe je het ook noemen wilt, wij
gaan meer letten op het gemak, men draagt wel of geen schepje, dan op het
gedrag van de mens en de hond. Dus wat dat betreft, u komt nu eerst met
een voorstel voor het krediet, dat krediet heeft onze steun, maar dat deel
van het krediet waarin voor het gemak wordt gezegd: je bent fout wanneer
je geen schepje draagt, in plaats van: je bent fout want je laat je hond
het niet op de juiste wijze doen, daar zijn we dus tegen.
Heer VISSER: Honden, mijnheer de voorzitter, komen nooit in de hemel.
Oudtestamentisch en nieuwtestamentisch geldt de hond in het Midden-
Oosten als laf, smerig, lui, stom en verachtelijk. Het enige misschien
wat leuk is, is 'op z'n hondjes', quomodis canis, dat ik u zwart op wit
zal overhandigen. Je mocht in bijbelse landen ook nooit het brood van de
kinderen aan de honden geven en in de bergrede staat: "Geef het heilige
den honden niet, opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hunne voeten
vertreden en zich omkerende u verscheuren." Dat schijnt wel eens in de
Soester duinen ook te gebeuren als je de kranten moet geloven. Ik geef
deze Calvinistische voorbeelden maar omdat het altijd het meest aanspreekt
in deze gemeenteraad. Honden komen dus niet in de hemel, heb ik gezegd,
dus daar hebben we dan ook geen hondepoepschepje nodig, zoals de heer Krijge
dat ook hier niet wil hebben. Tot de laatste bladzijde van de bijbel worden
honden in één adem genoemd met hoereerders, doodslagers, afgodendienaren
en een ieder die de leugen liefheeft en doet. U leest het maar na. Maar
om nu in deze moderne tijd terug te keren, vind ik ook de hond het symbool
van liefdeloosheid, eigenlijk. In een samenleving die meer overheeft voor
een viervoetig huisdier dan voor zijn naaste en het behoud van het milieu.
De poep op straat is eigenlijk het symbool voor de zweren en etterbuilen
waaraan onze samenleving anno 1987 lijdt. Eigenlijk zou je maar een paar
soorten honden moeten hebben: de zeehond, maar dan op zee; een schippers-
hondje daar heb ik ook geen bezwaar tegen, maar -u raadt het al- alleen
op een schip; een uitzondering wil ik nog maken voor schoothondjes -u
begrijpt het al- alleen op schoot; een herdershond alleen op de grote,
stille heide; en desnoods van die grote sint-bernardshonden met zo'n kruikje
cognac om hun nek voor de mensen die in de bergen verdwaald zijn. Waarmee