18 november 1987
- 60 -
we nadrukkelijk, maar het kan niet van de ene dag op de andere plaatsvinden.
Daar komt nog bij -en dat wil ik toch wel benadrukken, straks ook misschien
nog in tweede instantie als dat nodig is- dat we op dit moment afhankelijk
zijn van de voorwaarden die het rijk stelt omtrent de besteding van het
geld dat we van het rijk krijgen via met name de rijksbijdrageregeling.
Dat betekent dat er een beperkte hoeveelheid activiteiten is waarvoor we
het een en ander kunnen besteden. Tegelijkertijd moeten we het afwegen
ten opzichte van de aanvragen, de begrotingen zoals ze zijn ingediend.
Dat heeft de commissie minderheden op een rijtje gezet en dat heeft geleid
tot dit voorstel. Daar kunt u het al of niet gedeeltelijk of geheel mee
eens zijn. Dat neemt niet weg dat binnen de mogelijkheden die er, ook gezien
de rijksregelingen, zijn dit het enige is. U suggereert dat er kerkelijke
activiteiten gesubsidieerd zouden worden van hieruit. Ik denk dat dat volstrekt
onjuist is. Tegelijkertijd zegt u dat dit soort activiteiten leiden tot
isolatie ten opzichte van de rest van Soest. Ik vind dat de heer Visser
volstrekt gelijk heeft. Ik kan dat beamen, dat een groep goed kan integreren
niet vanuit een zwaktepositie, maar vanuit een sterktepositie, vanuit een
zeker gevoel van eigenwaarde. Ik denk dat een groep die nieuw is binnen
een samenleving nog niet meteen dat gevoel van eigenwaarde heeft. De maat
schappelijke positie als we kijken naar de werkgelegenheids- en scholings
situatie maakt ook duidelijk wat hun situatie is. Dat geeft alleszins aan
leiding om in dat opzicht te stimuleren en te hopen bij te kunnen dragen
tot een zeker gevoel van eigenwaarde, van waaruit men dan kan komen tot
stappen die leiden tot integratie. Dat merk je ook. Ik denk dat met name
de voorhoede van dat soort groepen daar al in veel verdere mate aan toe
is dan de gemiddelde buitenlandse Soester op dit moment. Dat werkt op zich.
Dat merken we ook aan de manier waarop met name de leden van de commissie
minderheden met dat soort dingen vaak om kunnen gaan.
Laat ik het daar in eerste instantie bij houden, dan kan de heer Baks in
tweede instantie zijn argumenten over de eigen bijdrage over het voetlicht
helpen.
Nog even een opmerking richting VVD over de intensieve taalcursus. Nog
maar een keer: het probleem is dat als je werkt, dan ben je niet in de
gelegenheid om een intensieve taalcursus te volgen, want die is te intensief
om naast je werk te doen. Als je niet werkt, dan zijn er in principe de
mogelijkheden -en die zijn we op dit moment aan het onderzoeken om het
voor Soest gerealiseerd te krijgen, naast de mogelijkheden die er in
Amersfoort zijn- om dat via het Gewestelijk Arbeids Bureau te doen. We
nemen aan dat dat ook betaald wordt door het G.A.B. voor die mensen zonder
werk, om dat te realiseren. Dan denk ik dat het onverstandig zou zijn om
geld te reserveren. Mocht nu blijken dat er toch op enigerlei wijze een
aanvulling van de kant van de gemeente nodig is, dan wordt het een andere
zaak en zullen wij er zeker op terug moeten komen. Vooralsnog gaan we ervan
uit dat als iets dergelijks voor Soest te realiseren is, dat het dan via
het G.A.B. kan.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, een aantal opmerkingen zijn gemaakt.
Ik wil toch over de totaliteit nog even wat zeggen. Het goed omgaan met
onze buitenlandse Soesters betekent allereerst een respect voor hun eigen
identiteit, hun eigenwaarde. Vandaar dan ook dat wij geen bezwaar hebben
tegen die delen van het pakket die juist versterkend zijn voor hun eigen
identiteit, behoud van die identiteit. Maar anders gaan wij denken over
datgene wat met name wethouder Kingma heeft gezegd, want dat is gebaseerd
op een zekere logica. Wij hebben gezegd-en dat is ook door anderen aangegeven-
als je werkt dan is een intensieve taalcursus heel moeilijk, maar als je
niet werkt ben je juist degene die de meeste behoefte heeft aan zo'n cursus.
Er wordt al lang over gesproken om het te realiseren. Er wordt een bedrag
geschat, er wordt verondersteld dat het dan ergens door betaald wordt.