19 februari 1 987
-14-
onder dat hoofdstuk staat het ook, de situatie ter plekke te verbeteren.
Nu is het zo dat dat beleidsprogramma door alle in deze raad aanwezige
partijen is ondertekend en dat alle in deze raad aanwezige partijen,ook
degenen die net het woord hebben gevoerd, wisten dat er een moment zou
komen waarop er een voorstel zou verschijnen in deze raad met betrekking
tot een spottersplaats
Heer VAN ESSEVELD: Een veilige!
Wethouder PLOMP; Dank u zeer, mijnheer Van Esseveld, dat komt nog. Wij
hebben dus dit voorstel klaargemaakt, wij hebben dit voorstel uitgebreid
besproken met al degenen die daar iets over zouden kunnen zeggen en we
hebben dat natuurlijk ook gedaan met defensie. Het spreekt vanzelf dat
in al die besprekingen het begrip veiligheid ook een rol heeft gespeeld.
De briefwisseling die heeft plaatsgevonden met defensie geeft daar ook
duidelijkheid in. Het college is dus van mening dat, binnen de mogelijk
heden die er zijn een veilige spottersplaats hier in dit voorstel zou kunnen
worden aangelegd, mits de raad akkoord gaat. U kunt ervan overtuigd zijn
dat wij wat dat betreft alles gedaan hebben om in ieder geval dat aspect
alle aandacht te geven. Wij zijn dan ook van mening dat we inderdaad al
creatief zijn bezig geweest om te komen tot een goede spottersplaats. Ik
denk dat wij niet anders kunnen doen dan wat in dit voorstel staat zo te
houden. Wij zijn op dit moment denk ik niet in staat om wat dat betreft
nog meer dingen op te nemen, ook als we het zouden uitstellen. Wij zijn
hierin zo compleet mogelijk geweest, we hebben met alle aspecten rekening
gehouden. Eén ding is zeer belangrijk: wij zijn van mening dat wij hierbij
een punt dat in het beleidsprogramma is opgevoerd, dat wij dat hier aan
de raad met een voorstel geven, namelijk een veilige spottersplaats. Dat
is de mening van het college.
VOORZITTER: De heer Van Esseveld krijgt het woord in de tweede ronde.
Heer BOERKOEL: Ik zou even willen reageren, mijnheer de voorzitter op datgene
wat wethouder Plomp gezegd heeft over het collegeprogramma.
VOORZITTER: Ik begon met de heer Van Esseveld het woord te geven.
Heer BOERKOEL: Er zit een onduidelijkheid in het antwoord van de wethouder
en dat zou ik even weg willen nemen.
VOORZITTERMaar u heeft het woord niet, want dat gaf ik aan de heer Van
Esseveld, dus u moet even wachten.
Heer VAN ESSEVELD: Wat ik mis in het hele plan, voorzitter, is de oplossing
voor de auto's, de fietsers en de voetgangers om bij die spottersplaats
te komen. Dat hoor ik niet van de wethouder, hoe hij dat gaat oplossen
en welk financieel plaatje hij daar aan gaat hangen.
VOORZITTER: Nog andere opmerkingen in de tweede instantie? Dan heeft nu
de heer Boerkoel het woord.
Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, zou u niet gewoon dezelfde ronde langs
gaan als in de eerste instantie? U doet nu wel net of u het zo goed weet,
maar dan moet u ook de regels even vasthouden.
VOORZITTER: Ik neem aan dat de heer Boerkoel daar geen bezwaar tegen heeft.
Heer BOERKOEL: Ik zal mij niet mengen in de discussie, mijnheer de voor-