19 maart 1 987 - 22 - worden. Toch is onze fraktie van mening dat wij wellicht nog binnen deze zittingsperiode een ander voorstel over een andere wijze van subsidiëring van uw college voor ons krijgen. Wij zien dus deze subsidieverordening van tijdelijk karakter, wellicht nog zo tijdelijk dat binnen deze periode een andere aangenomen kan worden. Met deze subsidieverordening kunnen wij akkoord gaan met uitzondering van artikel 55, daarbij sluiten wij ons aan bij de opmerking van de heer Pothuizen. VOORZITTERKunt u dat nader toelichten, waarom u dat vindt? Want ik heb de beredenering van de heer Pothuizen niet helemaal begrepen en u kennelijk wel, want u sluit zich erbij aan. Of mag ik het aan de heer Pothuizen vragen? Heer POTHUIZEN: Mijnheer de voorzitter, een verordening is bedoeld om zeker heid te geven, rechtszekerheid. U geeft in artikel 13 de basis aan hoe gewerkt moet worden als er in neerwaartse richting verandering komt in de subsidie die een instelling gaat krijgen. Nu zegt dit verhaal dat het voor kan komen, nadat er een besluit is geweest van onze kant, dat een hogere overheid op het idee komt om een financieringsregeling te wijzigen. Dat komt natuurlijk via allerlei processen tot stand, daar zullen publikaties over een voornemen verschijnen, over debatten, uiteindelijk zal er besluit vorming plaatsvinden, hetzij in het parlement, hetzij op provinciaal niveau. Dan moet dat vertaald worden naar de gemeentelijk overheid, daar verschijnen dan ook weer publikaties over, wat gaan de gemeenten doen, zullen ze dat zo doorvoeren, zijn ze vindingrijk, bedenken ze zelf alternatieven waardoor het misschien niet zo hoeft als het lijkt te moeten? In die tussentijd zijn er allerlei onzekerheden, want dat artikel 55 lid 1 geeft niet dat moment aan waarop daadwerkelijk dan is aangebroken een aanleiding om door te gaan vertalen naar de instellingen. Vervolgens is dan nog apart daarvan de vraag of het ook noodzakelijk is om het te doen. Ook daar zou een objec tief gegeven voor in deze regelgeving te vinden moeten zijn. Voor wat betreft lid 2, het terugbrengen van termijnen naar bijvoorbeeld een half jaar ten opzichte van instellingen waarvan het algemeen bekend is dat die daar de nodige aanpassingsproblemen mee zullen hebben, ook weer met name als het om personeel gaat, de regeling van de gevolgen daarvan zullen zitten, vind ik dat we niet fatsoenlijk besturen als wij in die situatie de termijn terugbrengen. Wethouder KINGMA: Voorzitter, de heer Pothuizen kaart een interessante discussie aan, een discussie die niet voor het eerst en waarschijnlijk ook niet voor het laatst wordt gevoerd. In een verordening wordt gepoogd een evenwicht te vinden en dat bedoel je ook met voldoende rechtszekerheid, maar ook zekerheid naar twee kanten toe, naar de instellingen, maar ook voor wat betreft de mogelijkheden van een overheid. Daar probeer je een zeker evenwicht in te vinden. Artikel 13 is ingevoerd omdat ook al vanuit de jurisprudentie is gebleken dat dat toch wel de termijn is (die van een jaar) die je zult moeten hanteren in alle redelijkheid naar instellingen toe en dan is het goed om dat maar gewoon vast te leggen. Aan de andere kant is er in deze raad nogal eens gezegd: nu willen we bezuinigen en nu komt het college met argumenten dat het niet kan omdat we aan al die ter mijnen vastzitten, waardoor het weer een jaar duurt. Met al die rechts zekerheid zit je voor je het weet twee jaar verder. U heeft de levendige ervaring ongetwijfeld nog van in het hoofd. Er zijn zelfs raadsleden onder ons die vanuit een andere positie dat hebben meegemaakt. Als zodanig poogt het een redelijk midden te vinden in een bezuinigingssituatie tussen de rechtszekerheid van de instellingen en aan de andere kant de mogelijkheden van een overheid om daar waar zij het nodig vindt maatregelen te treffen. Die maatregelen kun je natuurlijk niet op een achternamiddag nemen, het zal duidelijk zijn dat je dat soort dingen toch doet pas op het moment

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 59