- 22 - 19 maart 1987 - 23 - :e Lng 3de wij aan eb el ijk vragen? zeker- iet Lgen. likaties sluit- niveau. hijnen dat ardoor d lat door larvan objec- betreft ten de het vind jn te jk oogd :erheid, ook een 'anuit m een Lngen 3ere 2n nu 2 ter- hts- ndige n onder g poogt n de jkheden effen. het lent dat daarvoor de noodzaak keihard aanwezig is. Logisch is dan ook dat B&W dat niet op eigen houtje doen, maar dat ze daarvoor op zijn minst overleg plegen. Zo'n vooraankondiging naar de instellingen toe is denk ik niet iets dat we even uit de binnenzak toveren, dat zal dan overwogen besluit vorming vereisen. Het blijft wikken en wegen. Het is een gedachte die opge komen is om een zekere mogelijkheid ingebouwd te houden. Je kunt tot de conclusie komen, zoals de heer Pothuizen, dat het niet verstandig is. Ik kan mij voorstellen dat instellingen het er liever niet in hebben. Aan de andere kant is er een gemeente met een eigen belang en beperkingen, waarvoor het dan wel weer dienstig kan zijn. Ik denk dat deze raad moet bepalen naar welke kant het schaaltje doorslaat. In dat opzicht zult u het moeten zeggen. Als de heer Pothuizen zegt dat een aantal zaken in deze verordening juridisch niet houdbaar zijn, dan is dat nog maar de vraag. Ik hoop dat dat niet gebeurt, omdat het niet nodig zal zijn om dit soort artikelen te hanteren, maar als het zo zou zijn en er zou een beroepsprocedure van komen, dan zal de uitkomst daarvan het antwoord leveren op de vraag of een en ander juist is geweest. Zo hoort dat ook, het hoort door de rechter getoetst te worden op zijn rechtsbeginselen, dat doet de Raad van State in dit geval. Als u de suggestie wekt dat deze verordening juridisch niet houdbaar zou zijn, dan werp ik dat ook verre van mij, want ik zeg dat wij in deze gemeente goed zijn toegerust middels juridische medewerkers met name, in het bezit zijnde van een flinke hoeveelheid jurisprudentie en gestoeld ook op de ervaringen die we in deze gemeente hebben met de vorige subsidieverordening, om een nieuwe verordening zoals die nu voor u ligt, te maken en te proberen die rechtszekerheid te bieden waar iedereen recht op heeft. De opmerkingen over de budgetfinanciering naast de discussie over de activiteitgerichte subsidiëring zijn in de commissie ook al gemaakt. Ik wil daar positief op reageren, ook al omdat ik het idee heb dat er elementen in het begrip budgetfinanciering zitten die helemaal niet strijdig hoeven te zijn met een activiteitgerichte financiering en als zodanig lijkt het mij terecht om die discussie tegelijkertijd te voeren. Tegelijkertijd denk ik dat het goed is om te vertellen dat verder werken aan dat onderwerp dan vanaf ongeveer september zal gebeuren, omdat we hopen dat we dan wat extra mogelijkheden hebben om daaraan te werken. Met het CDA, die met name die opmerking heeft gemaakt, hoop ik dat het mogelijk is om inderdaad een nieuwe methodiek naar volle tevredenheid nog in deze raadsperiode te kunnen invoeren. Een opmerking over bemoeizucht, die de heer Baks maakte, en de eigen verantwoordelijkheid van instellingen. Ik blijf toch altijd zitten met de verantwoordelijkheid die een gemeentebestuur heeft voor het totaal van de voorzieningen en de mate waarin ze daaraan subsidie wenst te verlenen, op grond van welk beleid ze dat wil en de verantwoordelijkheid van de instel lingen om daar het optimale uit te halen in dat geval ook binnen de kaders die gegeven zijn dat te doen wat naar hun idee overeenkomt met hun verant woordelijkheid. Ik denk dat het een kwestie is van samenspel en samen dis cussiëren over dat soort zaken. Ik denk ook dat wat dat betreft, hoe je er ook over denkt, in ieder geval de vorm van welzijnsplanning zoals die er nu is, een mogelijkheid biedt om dat samenspel tussen gemeentebestuur en instellingen zo goed mogelijk tot stand te brengen en ik denk dat wat dat betreft iedereen zijn beperkingen hoort te kennen. De eigen verantwoorde lijkheid van de instellingen heeft zijn beperkingen omdat ze zijn aangewezen op zijn minst voor een deel, op subsidie van de overheid. De overheid kent haar beperkingen omdat ze weliswaar subsidie verleent, maar niet het werk uitvoert en ze dus de verantwoordelijkheid in belangrijke mate, zeker ten aanzien van de uitvoering, moet overlaten aan de instellingen. Wat dat betreft heeft ieder zijn eigen verantwoordelijkheid met de logische conse quenties daarvan. VOORZITTER: Nog even een aanvullende opmerking, mijnheer Pothuizen. We i i

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 60