19 mei 1988 - 5 - 1987 worden vastgesteld) genoemd in de vergadering van 9 mei 1988, wordt door de fractie van de Partij van de Arbeid onderschreven. a. De nota doet geen recht aan de belangen en het werk van de georganiseerde sport. b. Er zit geen financiële paragraaf bij. c. Ten aanzien van de overige raakvlakken met de sport en andere sportbeleidsterreinen is de nota te vaag zonder het daarbij behorende tijdschema, de financiële invulling en de vraag wie wat moet uitvoeren. Op welke manier denkt het college voor de raad van juni hier enige verandering in aan te brengen of wordt deze beleidsnota wederom uitgesteld? Het antwoord van het college luidt: Het college heeft besloten, gelet op de ingekomen reacties niet in de raadsvergadering van juni een voorstel te doen tot vaststelling van de sportnota, maar het concept aan te passen en aan te vullen. Wel zal het concept van de nota nog worden voorgelegd aan de commissie r.o. zodat het advies van de commissie kan worden betrokken bij de verdere verwerking. Op welke manier denkt het college het bestuur en de verenigingen alsnog zover te krijgen dat inhoudelijk commentaar komt op de nu voorliggende voorstellen met betrekking tot de structuur, of kunt u het inhoudelijk commentaar op de voorstellen van het college -iets dat misschien al eens eerder is gegeven door óf het bestuur óf de verenigingen- voor de raad ter inzage leggen? Het antwoord van het college luidt: Het voorstel aan de raad en alle daarbij behorende stukken zijn toegezonden aan de verenigingen, het stichtingsbestuur en de deelnemersvergadering met verzoek daarop te reageren. Indien een mondelinge toelichting gewenst wordt, zal deze door het college worden verstrekt op 6 juni a.s. Eventueel inkomende reacties zullen zoals gebruikelijk bij de raadsstukken ter inzage worden gelegd. VOORZITTER: Ik wijs even voor de goede orde, ook in het licht van de agenda die we nog af te werken hebben, op het reglement van orde dat zegt dat als de beantwoording heeft plaatsgevonden de indiener van de vragen en de overige leden van de raad nog een vraag over hetzelfde onderwerp ter nadere opheldering kunnen stellen en deze op beknopte wijze kunnen toelichten. Heer BOERKOEL: Dan kan ik u zeggen, mijnheer de voorzitter, dat met de meeste antwoorden op de gestelde vragen ik het best eens kan zijn. Ik hoop dan ook dat dat voor de verenigingen en het stichtingsbestuur aanleiding is om, daar waar ze tot voor kort niet inhoudelijk met het gemeentebestuur gesproken hebben en ook een brief in die richting geschreven hebben, alsnog aan de onderhandelingstafel zullen willen komen. Op een vraag van mij was het antwoord wat mij betreft niet helemaal duidelijk, dat was vraag 4 waar het ging over de financiën. U gaf het antwoord in de zin van: nu hebben ze een financiële verantwoording in de vorm van een begroting en een jaarrekening. Ik denk dat het wat verder gaat, dat u als college nadrukkelijk kunt uitspreken dat op geen enkele wijze via het onderhoud dat naar verenigingen geschoven zou kunnen worden, of via het onderhoud van de gebouwen dat naar de verenigingen geschoven zou kunnen worden, de verenigingen financieel meeverantwoordelijk zijn voor dat soort van onderdelen. Als u die toezegging nu doet en op die manier zou verwerken in de statuten zoals voorgesteld door de verenigingen, en ook die mondelinge toelichting zou geven op 6 juni, dan denk ik dat die verenigingen ontzettend tevreden zouden zijn met die toelichting.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 120