16 juni 1988
- 7 -
vertegenwoordigers in het bestuur. Wij willen de verantwoordelijkheid daar
leggen waar deze thuis hoort, namelijk bij de sporters zelf. Een vorm van
privatisering die ons inziens ook de WD zou moeten aanspreken. Wij doen
dan ook een beroep op de fractie van de WD om zich te conformeren aan het
collegestandpunt, te meer daar de eerstverantwoordelijke portefeuillehouder
deel uitmaakt van de WD-fractie en dit voorstel -naar ik aanneem- ook voor
100% steunt.
De secretaris van de Nederlandse Sport Federatiede heer Bode
onderschrijft namens genoemde organisatie eveneens deze zienswijze als hij
schrijft: "De sport moet niet aan de leiband van de overheid lopen. Het
Nederlandse sportbeleid wordt in hoge mate gekenmerkt door een grote,
zelfstandige en onafhankelijke verantwoordelijkheid van de particuliere
organisaties. De sport verwacht niet meer en niet minder dan een
functioneel, voorwaardenscheppend beleid van de overheid." Dat, mijnheer de
voorzitter, is wat ons voor ogen staat. Dat moet toch ook de Soester
sporters aanspreken. Wij hechten ook altijd veel waarde aan technische
adviezen van de N.S.F. Waarom dan niet -of nog niet- aan adviezen op het
bestuurlijke vlak?
Tot slot, mijnheer de voorzitter, een enkele kanttekening naar aanleiding
van wat is besproken in de commissie ad hoe. Al is het formeel juist dat de
secretaris moet zorgen voor de notulering, onderschrijven wij de visie van
de sportbestuurders dat hiervoor ambtelijke bijstand moet worden verleend,
dan wel geldmiddelen beschikbaar dienen te zijn om bijvoorbeeld een
parttime notulist of notuliste aan te kunnen trekken. U heeft daar trouwens
in uw laatste brief naar aanleiding van het besprokene in de
commissievergaderingen toch al positief op gereageerd.
PvdA, D'66, Progressief Soest en het CDA spreken de wens uit dat de
sportbestuurders de hedenavond te nemen beslissing zullen respecteren en
dat zij zich bereid zullen tonen binnen de nieuwe structuur hun
verantwoordelijkheid te aanvaarden, in het belang van de actieve
sportbeoefenaars. Wij betreuren het dat er door deze zaak gespannen
verhoudingen zijn ontstaan. Laten we het verleden hiermee maar afsluiten,
met harmonisatie bereiken we meer dan met polarisatie.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, waarschijnlijk zullen velen een zucht
van verlichting slaken als we de behandeling van dit raadsvoorstel
afsluiten. Wellicht denkt men dan: 'we zijn er'. Maar waar zijn we dan? Aan
het bevestigen van een ontstane kloof tussen gemeente en burgers die in hun
vrije tijd als veelgeroemde vrijwilligers zaken voor Soest willen doen,
sportzaken. Moet het zover komen als iedereen met de mond belijdt dat wij
er voor de burgers zijn en de burgers er niet voor ons zijn? Mijnheer de
voorzitter, de raad heeft in meerderheid -en dat toegevoegd, gezien de
veranderingen in de brief net, zo kan het dus- in meerderheid de
mogelijkheid om straks de stemmen te tellen en te constateren: 'we zijn
er'. De sport wordt, of zij dat willen of niet, anders gestructureerd. De
verantwoordelijkheid van de gemeente wordt op afstand gezet van de sport
zelf. De verantwoordelijkheid die wij de sport kunnen opleggen, wil men
niet. Men vertrouwt de politiek niet, daar gaan het naar mijn waarneming
vooral om. Waarom ook wel, dat vertrouwen in de politiek? In het pre-
kabelkranttijdperk, toen je berichten kon uitknippen en bewaren, schreef de
Gooi- en Eemlander op 6 maart 1984 waarbij werden opgevoerd als
woordvoerders: politicus de heer Pothuizen en bestuurslid de heer Boerkoel
over het beheren van sportaccommodaties door de sport zelf door middel van
een stichting of zoiets, de sport zou drie medewerkers overhouden. Een idee
waarvan de sport toen, bij monde van de heer Boerkoel van S.0. Soest zei:
"Het wordt een puinhoop!" Nu, in juni 1988 zegt het college op voorstel van
verschillende fracties dat de sport voor het beheer 150.000,- krijgt voor