16 juni 1988 - 28 - zwemaccommodatie te realiseren, vinden wij dat we daar nu niet akkoord mee moeten gaan. We hebben dus tegen gestemd. Nu is er een brief van het college over het betreffende onderwerp en dan schiet het ons toch wel, om het maar even populair te zeggen, in het verkeerde keelgat als wij in die brief lezen: "Omdat wij enerzijds de voortgang van het project niet willen vertragen hetgeen dus kennelijk zou impliceren dat als er op dit moment iemand vertraagt, dat wij dat dan zijn. Dan zeggen wij toch: wat is er nu in die 2h jaar dat formeel de hele probleemstelling op tafel lag -ik zeg heel duidelijk formeel, want daarvoor mag ik toch aannemen dat al er mensen binnen de ambtelijke organisatie ook over de toekomst van het zwemmen hebben gedacht- aan de hand geweest dat het niet mogelijk was om een behoorlijk programma van eisen en uitgangspunten op tafel te krijgen in deze raad aan de hand waarvan wij nu eens kunnen zeggen: dat is de bedoeling, dat willen we als raad en dat gaan we op die en die manier realiseren. Wij verwijten toch het college dat dat na 2h jaar nog niet heeft mogen gebeuren. Als je dan inderdaad bedenkt dat wij als raad uitgenodigd worden om een dag vrij te nemen om met elkaar te gaan praten over hoe deze gemeente bestuurd moet worden, waarin we praten over bestuursopdrachten, het langzamerhand verdichten van het besluitvormingsproces: eerst beginnen met globale opdrachten, dan stapje voor stapje naar de besluitvorming toewerken; dan krijg je toch het gevoel dat het zonde van de tijd is die we met elkaar besteden om erover te praten als het op deze manier uitgevoerd moet worden. Dat betekent dat wij nu het gevoel hebben dat we gewoon voor het blok gezet worden. Dat is waarom wij het u ook inderdaad verwijten. Wij worden hier voor het blok gezet, want het is nu de vraag: je bent óf voor dit voorstel zonder dat je eigenlijk weet waar je nu precies aan begint, zonder dat je weet over welke uitgangspunten we het dan eens zijn, óf je bent tegen een zwembad. Dat is een keuze die wij niet wensen te maken. Ik neem het in dit verband de WD-fractie kwalijk dat die middels perspublicaties die via het eigen ledenorgaan de wereld in zijn gestuurd, inderdaad het na de vorige vergadering over de verkoop van het natuurbad nodig vond om op die manier met modder te smijten en rioolpolitiek te bedrijven door ons dit verwijt te maken. De rioleringen in Soest zijn aan renovatie toe, maar als de WD op die manier politiek bedrijft, denk ik dat we in dat renovatieproject misschien de WD mee zou moeten laten delen. Dat betekent dat wij u in feite vragen: laat nu deze beslissing niet nemen, neem dit voorstel terug, doe wat in het collegeprogramma is gezegd, maak een programma van eisen met een redelijke financiële onderbouwing in die zin dat het financiële uitgangspunten zijn waar het geheel aan moet voldoen -en dan bedoel ik met name de exploitatie- en komt u in de augustusvergadering terug met een behoorlijk onderbouwd voorstel. Heer KRIJGER: Dit was toch een voorstel van orde, dacht ik. De uitlatingen daarnaast geven mij aan dat het beter is dat het college het voorstel van orde behandelt op zakelijke gronden en daar waar wij het vriendelijk, hartgrondig over eens kunnen zijn, dat we dat aan de raad over laten. Maar zou u dan de woordenbrij van de heer Van Gelder willen splitsen in die twee dingen, dan pak ik de rest wel. VOORZITTER: Het woord is aan de heer Plomp om eerst over het ordevoorstel een reactie te geven. Wethouder PLOMP: Over het ordevoorstel om de zaak uit te stellen, begrijp ik. Mijn reactie daarop kan zeer kort zijn. De woorden van de heer Van Gelder -en ik spreek persoonlijk, want wij hebben als college daar nog niet over gesproken- overtuigen mij geenszins. Ik neem het de fractie van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 177