25 augustus 1988 - 16 - We hebben dat ook wel en die problemen wil ik toch nog een keer uiteen zetten. Het betreft hier een tweetal onroerende goederen, twee panden. Eén daarvan is, voor zover ons bekend, gemeentelijk eigendom, het andere niet. De Stichting Jeugdzorg is een stichting die zich actief gedraagt en die ook rommelmarkten organiseert, daaruit opbrengsten krijgt, maar die opbrengsten worden niet in de rekening en niet in de begroting van de stichting verwerkt, die worden voor ons niet zichtbaar. De financiële positie van die stichting is ons onbekend. Wij vinden dat op die manier een onroerend goed van deze stichting waarin een voorziening moet worden aangebracht niet mag komen tot een beroep op de gemeente om ons dan die voorziening maar te laten betalen. Wethouder KINGMA: Ik denk dat met name de opmerking van de heer Pothuizen dat daar nog wel enig antwoord op te geven is. Voor zover wij nu kunnen nagaan is het in ieder geval zo dat er een Stichting Rommelmarkt is, naast de Stichting Jeugdzorg en dat misschien de Stichting Rommelmarkt wat rommelig qua procedure met een en ander is omgegaan, in die zin dat er op een brief van de Stichting Jeugdzorg vergunning voor de rommelmarkt is aangevraagd. Nu kan dat voortkomen uit het feit dat de Stichting Rommelmarkt tot voor kort bestond uit louter vrijwilligers en dat er op dit moment slechts één vertegenwoordiger vanuit het bestuur van de Stichting Jeugdzorg in die Stichting Rommelmarkt zit. Dan komen wel eens zaken op de beroepskracht van de Stichting Jeugdzorg terecht, anders dan bij die vrijwilligers. Dat is op zich niet zo vreemd, maar dat neemt niet weg dat het wat rommelig is. Als u duidt op hoe een en ander financieel verantwoord is, dan is in ieder geval in de jaarrekeningen van de Stichting Jeugdzorg duidelijk terug te vinden dat zij een exploitatietekort heeft van vrij forse omvang, boven de 20.000,=. Er wordt aangegeven in de jaarrekening dat dat bedrag wordt betaald vanuit een bijdrage uit de Stichting Rommelmarkt. De rekening van de Stichting Jeugdzorg, daarbij is volstrekt controleerbaar waaraan het geld is uitgegeven en waardoor dat tekort is ontstaan. Dat is helder. Wij hebben als gemeente geen subsidierelatie met de Stichting Rommelmarkt, dus wij beschikken inderdaad niet over jaarrekening en balans van die stichting, dat klopt. Wij weten wel wat er in dat opzicht naar de Stichting Jeugdzorg gaat. We weten ook dat de opbrengsten van de rommelmarkten dusdanig zijn dat de laatste jaar het overgrote deel van de opbrengst naar de Stichting Jeugdzorg gaat, terwijl het in het verleden nog wel eens zo was dat er enige ruimte was voor kerkelijk jeugdwerk. Dat schijnt er de laatste jaren niet of nauwelijks meer in te zitten vanwege de financiële perikelen bij jeugdzorg. Ik hoop u hiermee voldoende toelichting gegeven te hebben. Als het gaat om de vraag van de heer Visser omtrent onderzoek bij andere accommodaties, dan is daar in de commissie dacht ik al een toezegging over gedaan. Ik denk dat u die informatie maar even moet afwachten. VOORZITTER: Overigens, als het gaat om hoe het met dit soort maatregelen zit bij andere accommodaties, herinnert u zich dat bij de behandeling van de brandweernota met name de brandpreventie aandacht heeft gekregen van de raad en van u ook in het bijzonder en dat bij de aanstelling van een speciale man daarvoor een programma is samengesteld en prioriteiten zijn gesteld welke gebouwen het eerst in aanmerking zouden moeten komen. Ik stel mij voor bij de evaluatie van de brandweernota daar nog eens op terug te komen en te laten zien hoever we zijn en wat er nog moet gebeuren. Heer VISSER: Ja, maar mijn tweede vraag was: als blijkt dat brandgevoelige accommodaties in Soest waar veel mensen komen voor hetzelfde probleem komen te staan, of u dan bereid bent net als hier in dit geval uit de algemene reserve een bedrag te putten om deze instellingen tegemoet te treden. Daar

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 205