6 oktober 1988 - 13 - college zwaarder wegen. Dat mag. Als het college dat zo duidelijk vindt, nadat we er tweemaal over gesproken hebben in het college, dan vind ik dat het ook duidelijk naar buiten mag komen, anders zou het toch eigenlijk niet eerlijk zijn. Met betrekking tot de muren, daar zijn nog opmerkingen over gemaakt. Ik beperk mij, voorzitter, op dit moment tot de gesprekken die daarover gevoerd zijn. Het ligt wat verdeeld, ook in het college, hoe het met die muren dan precies zou moeten. Er zijn wel argumenten waarvan het college zegt: we zullen dat bezien op welke wijze dat tot een zo goed mogelijk geheel komt. We hebben wel gezegd in ons raadsvoorstel dat we met betrekking tot die muren wel neigen naar een voorkeur voor transparantheid, om geen -zoals de heer Baks in de commissie dacht ik gezegd heeft- muren op te trekken voor de buitenwijk, voor de buurt, maar eerder een brug 'te slaan dat ze juist naar het gemeentehuis toekomen. De 200.000,*= voor het kunstwerk, daar is door enkelen uwer nog de opmerking over gemaakt: voor onze fractie mag dat wel 200.000,- zijn exclusief BTW, dat scheelt dus 18^ van 200.000,- dat is 37.000,= extra. Die moeten we dan dus daar bovenop zetten. Ik zou vooralsnog u willen voorstellen, evenzo als we voor elk ander onderdeel van het gemeentehuis intern doen en ook naar u als raad, dat we ons vooralsnog houden aan de afspraken. Als niet eerder is aangetoond dat het absoluut daar buiten zou moeten vallen dan zou daarover gesproken moeten worden, maar ik zou in dit stadium dat zeker niet aanraden. Integendeel, ik vind dat de 200.000,= toch een moment moet zijn waarop je dan zegt: ik heb iets in het hoofd, ik ga iets maken, voor 200.000,= kan dit. Zo doen we dat met andere onderdelen ook, dan zeggen we: wat kunnen we voor het budget doen? Dat vragen we aan elke chef van een afdeling: wat kunt u ervoor en als u het niet kunt, geef dan aan waarom het niet kan en wat het dan wel is, dat produkt dat u maakt voor het meerdere dat dan zo nodig is. Dat heb ik op dit moment nog niet gezien en ik wil die lijn ook met betrekking tot de kunst keihard toch volhouden, financieel. Heer POTHUIZEN: Voorzitter, het is mij opgevallen dat de heer Menne aanvankelijk kalm is begonnen, gaandeweg het vuur in zijn betoog weer heeft weten te vinden. Wethouder MENNE: Ik vind het werk ook heel interessant. Heer POTHUIZEN: Dat is heel goed, dat moet u zo houden. Ik loop even langs de antwoorden voor zover ze gegeven zijn. Ik begrijp dat u inderdaad nog eens even naar de mogelijke schadeplichtigheid gaat kijken en dat contractueel zoveel mogelijk wilt uitsluiten. Dat was dan inderdaad ook onze bedoeling. Ik stel vast dat u geen aandacht meer hebt besteed aan de opmerkingen over de bezwaarschriften voor zover ze van onze kant gekomen zijn en het feit dat wij vinden dat daar eigenlijk richting degenen die de bezwaarschriften hebben ingediend toch niet steeds de meest correcte antwoorden zijn gegeven. Ik stel ook vast dat u onze waarschuwing voor eventuele verschrijvingen tussen enerzijds het bestemmingsplan Dalweg en anderzijds het raadhuis kennelijk niet zodanig vond dat daarop gereageerd hoefde te worden. Dat we geld hebben om te bouwen en dat het dus eigenlijk niet zoveel uitmaakt of het zus of zo gefinancierd wordt, dat wisten we inderdaad een jaar geleden ook wel, voorzitter, daar heeft u ons niet over gehoord. Het gaat er natuurlijk wel om dat als wij steeds de indruk hebben een pakket voorstellen inclusief een voorstel van deze aard te krijgen en we moeten gaandeweg ontdekken bij het steeds uitpakken van de post dat het er weer

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 250