26 oktober 1988
- 6 -
uur. Als u daar belangstelling voor heeft, dan heb ik daar nog wel
documentatie van om u in te laten zien. Voor het overige wil ik mij
aansluiten bij hetgeen de heer Kingma heeft gezegd.
VOORZITTER: Ik heb zelf nog twee of drie korte zaken. De brandweer
Soesterberg, daarover heeft de heer Verheus nog gevraagd of ik nu helemaal
zou afzien van denken over aanpassing van de organisatie. Nee, maar wel
uitdrukkelijk is ook in a.b.z. afgesproken: laat de zaak nu eerst maar eens
een tijd rusten. Het is niet zo dat de oorzaak om daarover te denken is
weggenomen, het was eerder de weerstand vanuit het korps die ons
gezamenlijk deed besluiten om daar voorlopig vanaf te zien. Dat betekent
niet dat men nu onmiddellijk weer ongerust moet worden, maar ik wil wel een
opening houden voor goede afstemming tussen zeg maar korps Soesterberg,
korps Soest en de staf, het apparaat dat op de brandweerkazerne zit. Dat
blijft altijd gewenst om daar goed oog voor te houden. Je moet niet 'nooit'
zeggen bij dit soort dingen. Dus laten we het op deze wijze beschouwen.
De aanvulling van de heer Krijger op de motie over de politie: overbrengen
naar soortgelijke gemeenten. Dat lijkt, zeker in het licht van de meest
actuele ontwikkeling die vanochtend in de krant stond, helemaal goed
mogelijk nu, omdat we nu tenminste weten welke gemeenten dan ongeveer
behoren tot de groep waartoe we zelf dan ook behoren, hoewel dan nog niet
precies is bekend gemaakt, naar ik uit de krant vernam, hoeveel we terug
moeten. Maar dat het toch aanzienlijk zal zijn, daar ben ik nog steeds zeer
bezorgd over. We zullen dus zeer alert moeten blijven en bezig moeten
blijven om deze drinkbeker ver van ons weg te houden. Daarvoor lijkt mij
die motie en de wijze waarop die dan verder verspreid wordt, heel goed.
Dus, positief, dat doen we. Overigens, zodra dat rapport er is en we dat
ter beschikking hebben -ik weet niet precies wanneer we het toegestuurd
krijgen- zal ik het ter inzage leggen in het raadskamertje
Dan nog even de zaak van het raadplegend referendum en een ombudsman/-
vrouw (een ombudsmens klinkt een beetje gek, maar goed, we moeten al aan
dit soort dingen wennen). Wij willen dat nog eens in a.b.z. bespreken. We
hebben wel al een aantal kanttekeningen. We staan niet te juichen bij deze
zaken, maar een gesprek moet altijd mogelijk zijn. Dat lijkt op dit
moment, ook gelet op het goede overleg tussen raad en college, verstandig.
Het is wel zo dat wij de motie zoals die voor ons ligt van D'66, dat tweede
deel waarbij ook meteen al middelen daarvoor gereserveerd zouden moeten
worden, dat zouden wij u willen ontraden. Laten we eerst maar eens praten
met elkaar.
De vliegshows, daar is ook een motie over in stemming te brengen. Het is zo
dat wij onderkennen als college en ik meen ook u als raad dat de beslissing
bij de minister van defensie ligt om dat al of niet te doen. Wij kunnen
alleen ons gevoelen daarover kenbaar maken aan de minister. Dat wordt ook
geloof ik in de motie gezegd, dus op zichzelf hebben we daar geen probleem
mee, maar we staan ook niet te juichen. We moeten natuurlijk wel
onderkennen waar het over gaat, want je hebt de tentoonstelling, de show en
het stuntelement. Het ging met name in de discussie in de kranten over het
stuntelement. Ik vind dus dat als we daarover praten, gesteld dat het zover
komt dat de minister van defensie zegt daarvoor te voelen om dat te gaan
doen, dat we dan over die verschillende aspecten nog eens goed moeten
praten om te kijken hoe het dan is, want met name het stuntelement spreekt
ons dus niet aan. Maar nogmaals, ik heb daar overleg over toegezegd in de
commissie zodra zich dat zal voordoen en het ziet er dus naar uit dat het
zich voorlopig niet zal voordoen, dus we moeten ook niet de zaak heter
maken dan die is.
Ik denk dat ik er dan ben, de heer Menne had nog een korte aanvulling.