17 november 1988
- 14 -
kunnen worden.
VOORZITTERU geeft dus niet aan hoe groot die subsidie verder moet zijn.
En de dekking geeft u ook niet aan.
Heer BOERKOEL: Mijnheer de voorzitter, wij hebben niet alle posten van
onvoorzien en overschot tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling
gebruikt. U kunt zeker daarin die post vinden.
VOORZITTER: Die suggestie voeg ik dan bij deze toe aan de tekst van dit
voorstel
Heer BAKS: Mijnheer de voorzitter, een korte opmerking. Allereerst nog maar
even over het voorstel van het college dat voor ons ligt. Natuurlijk is het
zo, andere sprekers hebben dat ook gezegd, dat emancipatie een zaak is van
mentaliteitsverandering. Maar ook, denk ik, in die zin een mentaliteits
verandering dat je elkaar die waarden wilt geven die je zelf ook zou willen
krijgen. Mijns inziens mag dan een discussie over emancipatie en de eerste
stappen naar een deelnotitie die natuurlijk nooit volmaakt zal zijn omdat
het pas de eerste deelnotitie is, niet uitmonden in een cabaret
voorstelling. Dat op zich vermaakt best deze avond, maar doet niet recht
aan het onderwerp waar het over gaat.
Wij kunnen ons vinden in het voorstel en sluiten ons aan bij de opmerking
van mevrouw Weidema dat wij voorstel nummer 6 uit de discussie willen halen
vandaag. Er is een notitie toegezegd en wij kunnen niet eerder over
voorstel nummer 6 spreken en besluiten alvorens wij de inhoud van die
notitie kennen en aan de hand daarvan ons een mening hebben kunnen vormen.
Als u van mij gelijk iets wilt horen over de motie en het amendement nu ik
toch aan het woord ben: aan het amendement heeft mijn fractie geen
behoefte. Natuurlijk is het zo dat er een overblijfregeling op de diverse
scholen geregeld zal zijn. Wij hebben de indruk dat op veel scholen dat
uitstekend geregeld is en dat de ouders zelf bij machte zijn om dat daaraan
bij te schaven wat zij daaraan bijgeschaafd willen hebben. Wij zien daar
geen actieve rol voor de overheid in. Over de motie zou ik zo, omdat we die
net gehad hebben, nog even overleg met de fractie willen hebben.
Wethouder MENNEVoorzitter, wij hebben inderdaad, zoals mevrouw Weidema
zei, al enkele malen in deze raad gesproken over emancipatie in zijn
algemeenheid en over emancipatie met betrekking tot onderwijs in het
bijzonder. Ik begin daarmee omdat wij als raad een besluit daarover hebben
genomen. Ik heb dat raadsbesluit hier, want wij baseren ons altijd op wat
we in het verleden hebben gedaan. Dat was op basis van het raadsbesluit van
17 september 1987. Daarin hebben wij gezegd met betrekking tot de
emancipatie in zijn algemeenheid dat voor wat betreft de aanbevelingen
betrekking hebbend op het personeelsbeleid bij het onderwijs wij ons kunnen
vinden in de opmerkingen van de gemeenschappelijk medezeggenschapsraad
openbaar onderwijs. De reactie van de M.R. lag, evenals de andere reacties,
bij de stukken ter inzage.
Nu kom ik even op een ander punt, het is helemaal niet zo dat het college
niet voor emancipatie zou zijn. Natuurlijk zijn er schakeringen. De een
vindt het te ver gaan, de ander vindt het niet ver genoeg gaan. Echter, u
weet ook dat wat wij eenmaal hebben vastgesteld dat we dat natuurlijk toch
in het beleid moeten volhouden. Dat is nu juist die visie, al spreekt die
visie u dan niet aan, mevrouw Meijer, dat kan natuurlijk toch wel de visie
zijn van de meerderheid van de raad. We hebben dat als college dus
volgehouden en op basis daarvan zijn we ook met een nieuw voorstel gekomen.
Op de vorm van het voorstel kom ik zo terug. Dit was inderdaad de enige