18 mei 1989
- 14 -
dreigen te gaan krijgen dat iets in stemming gebracht gaat worden waarvan
toch sommigen zeggen: daar zou je nog niet meteen over moeten beslissen,
zoek het uit, terwijl het eigenlijk zo is dat als je het voorstel aanneemt
er in feite ook tegen het college gezegd wordt: zoek het nu eens even uit.
Eigenlijk is dus de vraag die er ligt de volgende: heeft het college echt
behoefte aan een uitspraak van de raad dat op deze uitgangspunten een
aantal dingen nader moeten worden onderzocht en kan het college niet zelf
daartoe komen? Omgekeerd, is het college van mening dat als de raad die
uitspraak niet zou doen daardoor ernstige vertragingen kunnen optreden in
de realisatie van dat bouwplan, dan lijkt mij slechts één conclusie open:
dan zou dit voorstel nu aangenomen moeten worden. In het andere geval, het
standpunt dat door een aantal fracties wordt ingenomen, zou het college ook
op eigen initiatief tot die uitwerking van het voorstel kunnen komen en op
de normale wijze dit voorstel te zijner tijd indienen, voorzien van
commentaar. Dus mijn antwoord is eigenlijk nog een vraag die ik aan het
college stel: heeft u persé nodig dat dit voorstel wordt aangenomen om tot
actie over te gaan?
Heer VERHEUSIk denk dat de toelichting van de heer Van Gelder in de geest
is zoals ik het verwoord heb. Ik kan mij daar volkomen bij aansluiten.
Heer KRIJGER: Het lijkt ons heel duidelijk. Als u de mening van de raad,
ook bij begrotingsbehandeling en andere situaties kent, of leert kennen in
een vergadering, dan zegt u meestal: we zullen het nader uitzoeken. Als u
dat doet, dan zijn we voor vanavond klaar. Als u dat niet doet, dan komt
het voorstel dat de procedure wel gesteund wordt om het te behandelen -daar
zijn we al druk mee bezig- maar het afwijzen in het tweede deel doen we dan
niet. Dan komt u toch met de boodschap terug morgen op Steenhoffstraat 2-4,
want daar praten we over, om verder te gaan uitwerken. Tenzij u als college
zegt: dat doen we niet, dan komen we in een soort Haagse situatie.
Heer VISSER: Er blijft nog een vraag hangen van de heer Verheus: heeft u
soms al zover contacten met de aannemers dat u niet meer terug kunt?
Wethouder MENNE: Dat punt is iets naar inhoud, maar er is inderdaad geen
enkele verbinding, dus wij zijn nergens aan verplicht. Zij het dat je
natuurlijk bezig bent met een procedure en je nu dus drie aannemers hebt
uitgekozen. Dat is ook publiekelijk bekend. Je kunt het dan toch zien als
een soort gentlemen's agreement. Ik dacht dat dat bij u ook zo leeft. Daar
zou je mee door kunnen gaan.
Voorzitter, ik kan daar allemaal inderdaad mee akkoord gaan, met het nader
uitwerken. Echter, er zit één probleem, dat is dat je wel moet weten langs
welk spoor. Kijk, het spoor dat aangegeven is in het voorstel
Heer POTHUIZEN: Er ligt maar één spoor, voorzitter!
Wethouder MENNE: In Polen liggen er twee, een heel breed en een smal spoor.
Heer POTHUIZEN: Gelukkig hebben wij dat niet.
Wethouder MENNE: In ieder geval, we moeten wel op het spoor zien te komen,
op het goede spoor. Ik denk, voorzitter, dat dat toch duidelijkheid vergt
met betrekking tot de uitgangspunten. Ik bespeur toch bij een meerderheid
van de raad dat men zegt: het aantal koopwoningen zoals hier voorgesteld,
is toch erg gering ten opzichte van het aantal huurwoningen. Ik zou daar
toch wat meer duidelijkheid in willen, alvorens wij als college nader
kunnen gaan uitwerken, voorzitter.