19 januari 1989
- 16 -
weer naar een lager punt teruggelopen. Er is voor ons, dit overziend, maar
één keus: vasthouden aan het budget stand 6 oktober 1988. Dan de vijver er
maar uit of wat dan ook eruit, maar niet afglijden van ons uitgangspunt. Uw
voorstel zal het dus zonder onze steun moeten doen.
Dan kom ik bij agendapunt 12, uw voorstel met betrekking tot de kunst. Ik
kan mij voorstellen dat u verwacht dat de redenering achter mijn vorige
stellingname ook bij dit voorstel tot toepassing komt. Ik erken dat dat zou
kunnen, maar het is niet het geval. Er zijn goede redenen voor een andere
redenering met betrekking tot de kunst. Weer wat feiten: er ligt wel een
offerte voor de kunst, binnen het grote geheel vormt de kunst één klein, op
zichzelf staand element, precedentwerking hoeft niet te worden gevreesd.
Daarnaast trekken wij in twijfel of er daadwerkelijk van een budgetover
schrijding sprake is. Daarover zo meer. Vooraf wil ik nog wat gezegd hebben
over het principiële element in het voorstel, de vraag naar de posities van
de commissie kunstaankopen en de raad. Kort en goed, wij steunen de visie
van de wethouders Kingma en Plomp. De gedachte dat er iets anders zou zijn
dan anders omdat de gemeente zowel opdrachtgever als gebruiker iskomt op
ons niet over. Het exposé van mevrouw Blommers daarover komt ons recht uit
het hart. Dat betekent dus dat wij de eerste stap voor een keus voor het
oorspronkelijk schetsontwerp zetten.
Dan is het nog de vraag: zou er een financiële barrière zijn die deze stap
verhindert? We hebben op 6 oktober uitgesproken dat een zuivere benadering
met zich meebrengt dat de uitgetrokken 200.000,= moet worden gezien als
een bedrag exclusief BTW. Dat betekent inclusief BTW een bedrag in de orde
van grootte van 235.000,=. Plus 50.000,= provinciale subsidie is
285.000,= Het oorspronkelijk ontwerp inclusief BTW kost ons iets onder de
210.000,= plus de buiten haakjes geplaatste binnenkunst 75.000,=. Dat
vinden wij geen overschrijding van gewicht of u moet de BTW over 75.000,=
maximaal 13.875,= aldus willen kwalificeren. Onze conclusie met een
schoon geweten, mijnheer de voorzitter, is dat wij willen besluiten tot het
voorstel 1 van Marijke de Goey onder de ontbindende voorwaarde dat de
provinciale subsidie niet wordt verleend, ofwel in eenvoudige woorden: we
gaan ervan uit dat die wel wordt verleend.
VOORZITTER: Ik denk dat elke fractie heeft gesproken. Dan kom ik bij de
heer Menne.
Wethouder MENNE: Voorzitter, wij hebben de hele raad gehoord. Ik zou kort
kunnen zijn door te zeggen: Soest krijgt de kunst die ze verdient. Maar er
zitten nog enkele openingen en daar wil ik toch even op ingaan.
We hebben twee voorstellen aan de orde, dat is het voorstel 12 en voorstel
24. Het is niet zo dat de tijd die besteed is aan beide voorstellen naar
rato is van de bedragen die ermee gemoeid zijn. Het is juist een
tegengestelde evenredigheid.
De heer Visser heeft gezegd: we moeten vanavond geen blunders maken. Dat
soort opmerkingen, ik dacht dat de heer Krijger daar goed op heeft
gereageerd, zeer objectief en genuanceerd, door te zeggen, dat moeten ook
noch de tegenstanders -en dat willen de collegeleden ook niet- noch de
voorstanders zich aanmatigen, dat wat zij vinden de waarheid, de juistheid
en het enige is wat geldt. Daar dient u niet anderen mee te bruuskeren, op
welke wijze dan ook. Ik denk dat we dat absoluut niet zouden moeten doen.
Dus, blunders maken, ik denk dat wij dat niet doen vanavond, welk voorstel
er ook wordt geaccepteerd. Dus laten we vanuit dat standpunt niet
redeneren.
De heer Van Gelder heeft terecht enkele dingen over de inhoud gezegd. We
hebben ze ook in de stukken staan, de kwalificaties die gegeven zijn én
door de commissie kunstaankopen én door anderen. Ik denk dat we daar niet