29 juni 1989 - 13 - Heer VISSER: Voorzitter, wij zijn bijzonder blij met het vaststellen van deze monumentenverordening, omdat eigenlijk al sinds 1980 pogingen zijn ondernomen in Soest om te komen tot bescherming van monumenten en beeldbepalende panden. Indertijd bestond de Soester Gemeenschap, je had een speciale werkgroep Karakteristiek Soest en die heeft toen al eens geprobeerd een inventarisatie te maken van gebouwen die beslist in Soest moeten blijven. Ik noemde 1980. In die negen jaar zijn er toch nog wel wat gebouwen verdwenen waar we misschien nu al spijt van hebben, zodat het een goede gedachte is om in de toekomst dit soort dingen te voorkomen. Alleen neemt in uw raadsvoorstel op bladzijde 2 de zaak toch een keer die niet zo gewenst is, vind ik. Hoewel wij een verordening vaststellen, wijst u er dan toch op dat er een vrijheidsbeperking is voor eigenaren van panden. Ja, natuurlijk. Als wij willen dat panden blijven, dan kan het best zijn dat die eigenaren dat misschien niet zo op prijs stellen. Maar het is of het een of het ander. Of Soest wil zijn monumenten bewaren, of wij zijn toch afhankelijk van de eigenaren die zeggen: sloop er maar eentje, want ik wil mijn huis verkopen en er goed geld voor maken. Een tweede merkwaardige opmerking op bladzijde 2 gaat over de werkdruk van het ambtelijk apparaat. Ja, wat moet je daarmee aan? Er zijn natuurlijk heel veel dingen in de gemeente Soest waarbij de werkdruk op de ambtenaren wel eens kan toenemen. Maar wat moet je met zo'n opmerking? Hoe is die werkdruk samengesteld? Hoe moet ik dat uitdrukken? In Newton of zo? Is dat een reden om dan bijvoorbeeld maar een pandje wel te slopen, omdat de werkdruk op de ambtenaren te groot wordt? Ik vind dat een merkwaardige opmerking, eigenlijk. Als er dan staat dat er toch ook wel een bescherming kan zijn via bestemmingsplannen, dan weet ik voorbeelden genoeg waarbij de bescherming van bestemmingsplannen nou niet zo riant was. Kortom, ik stel de raad voor om dat gedeelte van bladzijde 2 terug te laten nemen en dat deel van de verordening vast te stellen en niet later als puntje bij paaltje komt en er komt een monumentencommissie die probeert de zaak te behoeden, dat u met bladzijde 2 gaat wapperen en praat over eigenaren en werkdruk voor ambtenaren en dat het misschien toch wel met bestemmingsplannen kan. In Soest weten we maar al te goed dat soms hele stukjes grond verkocht worden en dat het bestemmingsplan helemaal niet gehandhaafd wordt. Ik stel dus de raad voor om dat deel van bladzijde 2 terug te nemen. Heer POTHUIZEN: Voorzitter, wij zijn het eens met hetgeen de heer Visser heeft gezegd. Dat betekent dat bladzijde 1 en het eerste stukje van bladzijde 2 voor ons voldoende is, met de daarin vervatte voorstellen gaan wij akkoord. Heer MEILOF: Voorzitter, de woorden die de heer Visser sprak kan ik voor het grootste deel met hem delen. Ook de passage waar het over de deregulering staat, als een zaak waar wij met elkaar achter staan en dat we dat toch eigenlijk ook hier wel zouden willen toepassen en dat dat strijdig is met een te vergaande formulering, daar heb ik toch wat problemen mee. Ik ben het er helemaal mee eens dat het een goede zaak is om te denken aan deregulering en dan is het niet voor niets dat we het hier met elkaar eens waren over de papieren die geschreven zijn naar een globalere opzet van de bestemmingsplannen. Daar waren we het rijkelijk over eens, dat is een stukje deregulering. Maar we hebben hier natuurlijk te maken met een ander type probleemgebied. We hebben hier te maken met zaken waar we een stukje historie hebben, liever gezegd, een stukje historie hebben laten vergaan, zoals een Oranjehotel dat terecht genoemd is, vind ik. Dat betekent dat er kennelijk gebieden zijn waar deregulering minder op zijn plaats is en waar eventueel iets verdergaande regulering op zijn plaats is. Dan moet je wel

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 188