29 juni 1989 - 23 - Allereerst willen wij benadrukken dat de twee noodlokalen eigendom zijn van de Van der Huchtschool. Zij bepalen in eerste instantie de bestemming. Het plaatsen in 1986 van die twee lokalen getuigt van een weloverwogen beslissing en het verantwoord omgaan met haar bestuurlijke verantwoorde lijkheid. De consequenties van die keuze zullen zij vast hebben overzien. Van afstraffing mag naar ons oordeel geen sprake zijn. Het feit dat u er bij de minister op aandringt om een van de twee noodlokalen te bekostigen, getuigt mede van die opvatting. In de tweede plaats willen we u als college met klem adviseren zo spoedig mogelijk de zaak bij de minister voor te leggen, zodat ingaande het nieuwe schooljaar een bekostiging voor de tiende groep is gerealiseerd. Ondertussen, voorzitter, nemen wij aan dat u in overleg blijft met het bestuur van de Van der Huchtscholen. Voor het in gebruik nemen van een of twee lokalen in de Wegwijzer zal ons inziens het standpunt van het bestuur van de Van der Huchtscholen betreffende de bestemming van het tweede noodlokaalwaarvoor zij in eerste instantie verantwoordelijk zijn, richtlijn voor u dienen te zijn. Uiteraard nemen wij tevens aan dat u het bestuur zult wijzen op de mogelijkheid een toelichting te zenden aan het ministerie inzake hun standpunt. Wellicht kan die toelichting separaat met het verzoek om bekostiging verzonden worden. Samengevat, voorzitter, wij kunnen -dat zult u al begrijpen naar aanleiding van het voorgaande- instemmen met dit raadsvoorstel en wijzen aanpassing in de zin van de brief van het bestuur van de Van der Huchtscholen af. Wij zijn van mening dat recht wordt gedaan aan het bekostigingsbesluit ex artikel 70 van de WBO en horen graag uw antwoord op onze adviezen. Mevrouw MEIJER: Voorzitter, de heer Baks haalt mij de woorden uit de mond. Dit had ik nu ook precies willen zeggen. VOORZITTERZo spreken we dezelfde taal. Het woord is aan de heer Menne Wethouder MENNE: Voorzitter, de standpunten zoals die hier gezegd zijn, zijn eigenlijk in grote lijnen -zij het dan wat gedetailleerder- in de commissie onderwijs ook aan de orde geweest. Het verbaast mij dus niet dat de heer Blaauw zegt: wij hebben in 1986 meegemaakt dat de Van der Huchtschool willens en wetens voor eigen verantwoording en rekening de scholen heeft opgericht en zelf bekostigd, de stichtingskosten zowel als exploitatie. Waarom zouden wij dan nu niet ons best doen om de school tegemoet te komen voor beide noodlokalen? Wij geven in onze stukken ook weer dat wij daar zoveel mogelijk aan willen tegemoet komen. Echter, de wet staat ons niet toe nu inderdaad voor beide noodlokalen de bekostiging te bepleiten, aangezien in een straal van zoveel meter er leegstand is. U weet, ik kan nader ingaan op de vierkante meters, op de aantallen lokalen, het komt erop neer dat het college van mening is dat wij zullen bepleiten hierin tegemoet te komen door één lokaal te doen bekostigen. Daar zullen we inderdaad toe overgaan, althans indien het rijk ons dat toestaat. Maar wij zullen tevens voor wat betreft het beroep dat we ongetwijfeld verwachten - dat is in het overleg ook naar voren gekomen met de Van der Huchtschool- en dat wij hierdoor oproepen bij het bestuur van de Van der Huchtschool, nader het bestuur er nog eens op attenderen, als we dit besluit genomen hebben, dat zij bij de minister op hun beurt bekostiging van het andere noodlokaal bepleiten. Op deze wijze hebben wij zo spoedig mogelijk, op de meest korte termijn, duidelijkheid. Indien wij het op een andere wijze doen, dan zouden de standpunten weer kunnen worden bepaald en dan zijn wij weer een maand verder. Dit gaat om de aanvang van het volgende schooljaar en het zou dus goed zijn dat rijkelijk voor de aanvang van het volgende schooljaar er duidelijkheid is. Vandaar dat het college dit voorstel heeft

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 198