LO -
21 september 1989
- 11 -
alternatieve samenlevingsvormen.
Heer MEILOF: Voorzitter, heel simpel. Men gaat hier in deze regeling, u
gaat hier uit in deze regeling van de gelijkheid, de gelijkwaardigheid van
verschillende samenlevingsvormen. Puur bijbels gezien -en dat is voor mij
gewoon de werkelijkheid- zeg ik dat dat geen gelijke vormen zijn en dat je
dus ook niet rechtspositioneel deze vormen van samenleving gelijk moet
stellen. Heel praktisch gesproken is het al vrij zeldzaam dat twee vrouwen
of mannen die een relatie met elkaar aangaan, kinderen krijgen. Dus ik denk
dat het ook praktisch gesproken niet zo vreemd is dat deze situatie niet
helemaal gelijk beoordeeld kan worden. Ik ben dus tegen dit voorstel in
deze vorm.
nog
over
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met de
kanttekening dat de heer Meilof geacht wil worden tegen te hebben gestemd.
12. Voorstel tot vaststelling van de verordening betreffende een experimentele
regeling over de aanspraak op ouderschapsverlof.
Heer MEILOF: Voorzitter, ik vind het wat jammer dat deze regeling er zo
ligt. Ik vind het een goede regeling, alleen het meest essentiële element
in de regeling mis ik. Dat is de mogelijkheid dat de regeling ook benut
wordt op het moment dat er ziekte optreedt. Nu is het een zaak die alleen
maar opgaat op het moment dat iemand twee maanden van tevoren al weet dat
hij gebruik wil maken van deze regeling. Dat betekent dat het een op
zichzelf geplande zaak is. Ik zeg niet dat dat fout is, het enige is dat ik
dat een te beperkte toepassing vind. Dat betekent ook dat de groep die er
gebruik van kan maken maar een zeer beperkte groep is. In de praktijk
betekent dat dat deze regeling in een aantal plaatsen ook geen doorgang
vindt omdat andere ambtenaren zich miskend voelen. Ik vind dat erg jammer.
Ik zou het ten zeerste wenselijk achten dat deze regeling van toepassing is
op de brede groep. Ook diegenen die nadat een kind gezond en wel met zijn
benen op de aarde staat en de moeder wordt ziek, dat de vader op dat
moment zwangerschapsverlof kan krijgen, omdat de moeder niet goed haar
zorgen kan waarnemen. Dat is niet mogelijk op grond van deze regeling. Op
grond van dat feit, als het niet aangevuld wordt, ben ik ertegen. Ik zou
het zeer wenselijk achten dat het alsnog gebeurt. Het is ook gesteld in de
commissievergadering, dat het nu nog even ter discussie staat.
Heer OUDEMANSVoorzitter, ik heb met belangstelling de verordening
gelezen. Wat wij erin missen is eigenlijk een omschrijving van het begrip
ouderschapsverlof. Het wordt misschien bekend verondersteld, maar wij zijn
toch van mening dat in een verordening een dergelijk begrip toch eigenlijk
een nadere omschrijving zou behoeven. Op dit moment, wanneer je de
verordening leest, weet je in feite niet waar het om gaat. Wij zouden dus
willen pleiten voor een nadere omschrijving van de voorwaarden waaronder
dat ouderschapsverlof kan worden verleend, met andere woorden, waar dit
voor bedoeld is.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, wat de vraag van de heer Meilof
betreft. Ik denk dat gezien het feit dat het toch in aantal in geringe mate
voorkomt, dat ik kan toezeggen dat wij soepel met de regeling zullen
omgaan. Ik denk dat dat nog beter is dan exact te beschrijven hoe soepel
je wilt zijn. Normaliter is er natuurlijk de mogelijkheid om er naar bevind
van zaken mee om te gaan.
Wat de vraag van de heer Oudemans betreft. Wij zijn ervan uitgegaan dat het
begrip ouderschapsverlof, zoals het is gedefinieerd in de onderliggende