25 oktober 1989 - 15 - zin zouden wij graag een toezegging van de wethouder willen hebben dat we die zaak van de communicatie nog een keer kunnen bespreken. De tweede brief die wij gekregen hebben, voorzitter, ligt in de lijn die wij ook in de commissie getracht hebben weer te geven. Ook wij juichen het toe als instellingen op de werkvloer de intentie en de gemotiveerdheid hebben om met elkaar samen te werken. Dat proces is op gang gebracht door de commissie welzijnsplanning en die zijn daar in die zin in geslaagd dat wij een brief hebben mogen krijgen waarvan de afzender ons helaas wat duister is, omdat er geen namenlijst onder stond, maar we zullen aannemen dat die brief afkomstig is van de instellingen die tot nu toe zijn betrokken bij de federatievorming. Natuurlijk is het dan zo dat wij die samenwerking van harte toejuichen, mede gezien het doel waarvoor we haar hebben ingesteld. In de vergadering van de begrotingsbehandeling vorig jaar hebben wij gezegd: stimuleer samenwerking, omdat daardoor efficiënter en doelgerichter gewerkt kan worden. Als die intentie bij de instellingen er is -en dat blijkt uit de brief- dan zien wij dat verder met de doelstelling met vertrouwen tegemoet. Ik wacht in eerste instantie uw reactie af voor wat betreft dat stukje op bladzijde 3 van het welzijnsplan. Heer KRIJGER: Na de veelomvattende uiteenzetting van de heer Baks kan ik alleen maar zeggen dat datgene wat naar voren gebracht is, ook door ons zo of iets anders gezegd had kunnen worden. Waar wij in het bijzonder aansluiten richting wethouder Kingma, die daar het meeste overleg over gevoerd heeft, om te komen tot overleg in de eerstkomende commissie welzijnsplanning om dat die toch -gezien de schrijverij- niet goed zicht hebben, na zoveel jaar ervaring, op de werkwijze van de raad en commissies van de raad. Zij denken dat de commissie welzijn een vreemd element is binnen de raad. Dat is dus niet zo. Anderzijds hebben wij andere brieven gekregen, met name van de federatie i.o. Die zal dan een gezicht hebben, maar het gezicht is niet haalbaar of zichtbaar op deze brief. Het kan best zijn dat een overleg rechtstreeks met deze club ook van belang kan zijn. Of dat in dezelfde commissie welzijnsplanning moet, of in de commissie welzijn, dat weet ik niet. Dat kan komen uit het antwoord van de heer Kingma Heer POTHUIZEN: Ik wil over die federatie niet zoveel zeggen, dat wacht ik maar wat af. Ik wil even over een ander onderwerp een opmerking maken. Het gaat soms verrassend snel met begrotingen. Zo wordt ons nu dus voorgesteld om voor de Volksuniversiteit 18.000,- structureel ter beschikking te stellen. Wij hebben ons in onze algemene beschouwingen uitgelaten voor het verdergaand structureel subsidiëren van de Volksuniversiteit. Ons is geen andere aanvraag bekend dan degene die reikt tot 9.000,- Elke overige informatie ontbreekt ons. Wij zouden, alvorens dus tegen 18.000,- te moeten stemmen, graag willen vernemen wat het college ertoe bewogen heeft ons dit voorstel te doen. Mevrouw TOMASSEN: Mijnheer de voorzitter, wij hebben die twee brieven die hier ook al genoemd zijn, van de commissie welzijnsplanning en van de federatie i.o. Ik denk dat het duidelijk is, vooral van de federatie, dat ze toch willen komen tot een federatie van de instellingen. Ik denk dat het zinvol is om het overleg met deze instellingen te heropenen, om dan toch te komen tot een federatie zoals de commissie welzijnsplanning heeft voorgesteld. Ik denk dat we ook moeten voorkomen dat we in een ruzieachtige sfeer gaan overleggen met de commissie welzijnsplanning, dus ook daar zal een open gesprek denk ik heel goed werken. Mevrouw MEIJER: Mijnheer de voorzitter, eerst wil ik het even over de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 334